duinparelmoervlinder Fabriciana niobe

Familie

aurelia's (NYMPHALIDAE)

Zeldzaamheid

Een zeldzame standvlinder die vooral voorkomt in de duinen van Noord-Holland en op de Waddeneilanden. Tot het begin van deze eeuw kwam hij ook nog voor op de Hoge Veluwe.

Rode lijst

bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind mei-eind juli in één generatie. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende kruiden, waaronder slangenkruid, koninginnenkruid en akkerdistel. De mannetjes maken patrouillevluchten om een vrouwtje te vinden.

Levenscyclus

Rups: begin april-eind juni. De soort overwintert als ei in de strooisellaag. De rupsen komen in het voorjaar tevoorschijn en zijn geregeld zonnend aan te treffen.

Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op afgestorven planten in de buurt van een plaats met veel waardplanten. Zij heeft een voorkeur voor meer open vegetaties met lagere planten dan het vrouwtje van de grote parelmoervlinder. De rupsen verschijnen in het voorjaar en zonnen geregeld in de volle zon.
Vanaf juni vliegen de vlinders. De vlinders voeden zich met verschillende kruiden zoals slangenkruid, koninginnenkruid en akkerdistel. De dichtheid is vrij hoog, circa 8 tot 16 vlinders per hectare. Mannetjes vinden de vrouwtjes overwegend door patrouillevluchten te houden.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Niobe Fritillary

Duitse naam

Stiefmütterchen-Perlmutterfalter, Mittlerer Perlmutterfalter

Franse naam

Le Chiffre, Nacré mat

Oud Nederlandse naam

viooltjesvlinder

Synoniemen

Fabriciana niobe

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Argynnis (oude naam): Argynnus is een dame waar Agammennon verliefd op was. Na haar dood richtte hij voor haar een tempel op waar Aphrodite (Venus) werd vereerd. Zo is Argynnis ook een aanspreektitel van Aphrodite. Fabricius speelde graag met woorden, hij kan ook het woord arguros (silver) hebben bedoeld hetgeen slaat op de parelmoeren vlekken op de onderkant van de vleugels.
niobe: Niobe is de dochter van Tantalus en de vrouw van Amphion (zie bij Nymphalis antiopa). Haar straf vanwege haar opschepperige bewering dat ze meer kinderen had dan alleen Leto (zie Issoria lathonia) bestond eruit dat de kinderen werden gedood en dat zijzelf werd veranderd in een rots die onophoudelijk huilde

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 23-30 mm. De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte vlekken en stippen. De onderkant van de achtervleugel heeft een gele zweem en de tekening is niet bijzonder contrastrijk. De achterrandvlekken zijn driehoekig. Er bevindt zich een rij kleine witte vlekken met roodbruine rand op de onderkant van de achtervleugel. In de middencel van de onderkant van de achtervleugel ligt een kleine gele of witte vlek waarin vaak (maar niet altijd) een zwarte stip zit.

Gelijkende soorten vlinder

Bij de bosrandparelmoervlinder zijn de achterrandvlekken op de onderkant van de achtervleugel meer rond dan driehoekig; bovendien ligt in de gele of witte vlek op de onderkant van de achtervleugel nooit een zwarte stip. Zie ook de grote parelmoervlinder.

Gelijkende soorten rups

Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia) en veenbesparelmoervlinder (Boloria aquilonaris).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Concrete bedreiging

De achteruitgang van de duinparelmoervlinder heeft min of meer dezelfde oorzaken als die van de grote parelmoervlinder. Net als deze soort heeft de duinparelmoervlinder grote terreinen nodig met een mozaïek van zeer lage, open begroeiing en ruigten. Wel leeft de rups van de duinparelmoervlinder in een meer open vegetatie dan die van de grote parelmoervlinder. Dit is waarschijnlijk de oorzaak dat deze soort sneller achteruitgaat dan de grote parelmoervlinder. Maar omdat hij van oudsher algemener was komt hij nog wel op meer plaatsen voor.

Aanbevolen beheersmaatregel

De duinparelmoervlinder is gebaat bij een beheer dat streeft naar een grote, open ruimte met een verscheidenheid aan vegetaties, waarin kale grond, lage schrale vegetaties met violen en hogere, ruigere vegetaties met nectarplanten elkaar afwisselen. Het heeft op dit moment geen zin om de huidige kalk- en blauwgraslanden geschikter te maken voor deze soort. Deze zijn te klein en liggen te versnipperd om een geschikt leefgebied te vormen. De volgende maatregelen kunnen worden genomen om meer leefgebied te krijgen:

  • In de duinen moet gestreefd worden naar een combinatie van open duingrasland met veel violen en vochtige tot natte duinvalleien met voldoende nectarplanten. Door plaatselijk verstuiving toe te staan, bijvoorbeeld door extensieve begrazing of plaggen, komen er weer schrale, open plekken met de waardplanten. Door vernatting van duinvalleien ontstaan er kruidenrijke vegetaties met veel nectarrijke planten;
  • Ook in het binnenland moet het beheer gericht zijn op meer variatie. Een beheer dat zich richt op het behouden en ontstaan van kruidenrijke wildweiden als nectarbron voor de vlinders en soortenrijke heide met viooltjes voor de rupsen is gewenst;
  • Tegengaan van de gevolgen van vermesting en verzuring. Delen van heiden kunnen worden geplagd of afgegraven en bekalkt. Dit geldt vooral voor heiden en heischrale graslanden op van nature zwak gebufferde bodems waarin de viooltjes groeien of hebben gegroeid.


Toekomst
Als er geen maatregelen worden genomen, zal de duinparelmoervlinder uit het binnenland verdwijnen. Door de bovenstaande maatregelen in de duinen uit te voeren, kan deze soort daar behouden blijven.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

In de duinen: open duingraslanden en vochtige duinvalleien. In het binnenland: open, droge, schrale graslanden en droge kruidenrijke heide.

Zowel de graslanden als de heiden hebben soortenrijke vegetaties met een mozaïekstructuur en een geleidelijke overgang in hoogte en soortensamenstelling. In de droge, schrale open delen groeien de viooltjes, in de ruigere delen groeien de nectarplanten. Het leefgebied heeft gemiddeld een meer open structuur dan dat van de grote parelmoervlinder. Dit houdt vermoedelijk verband met de grotere warmtebehoefte van de duinparelmoervlinder, die in Nederland zijn areaalgrens bereikt.

Planten

Waardplanten diverse soorten viooltjes: in de duinen duinviooltje en hondsviooltje, in het binnenland vooral hondsviooltje.

Waardplant

Viooltje
Viola

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie aurelia's (NYMPHALIDAE)

Alle soorten uit deze familie