Half april-eind oktober in twee generaties. De vlinders komen op licht; verder worden ze zelden gezien.
Rups: mei-oktober. De rups leeft op en in de bloemen en de vruchtjes van de waardplant. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Toadflax Pug
Leinkraut-Blütenspanner
l'Eupithécie de la linaire
Tephroclystia linariata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Vlasbekje is de waardplant van deze dwergspanner.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Linariata: Linaria is het plantengeslacht vlasleeuwenbek, de waardplant van deze soort.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 9-10 mm. Meestal goed te herkennen aan de geelachtig bruine dwarsbanden in het wortelveld en in het zoomveld. De donkere, soms zelfs zwarte middenband heeft een vrij regelmatige buitenrand die bij de voorrand geleidelijk afbuigt; vaak is deze afbuiging slechts flauw zichtbaar of zelfs afwezig. De binnenrand van de middenband buigt aan de voorrand meestal scherp naar de vleugelwortel af.
18-20 mm. Lijf geel of groen met roodachtig bruine tekening op de rugzijde van de segmenten; deze tekening is bij individuen gereduceerd of helemaal afwezig. De lijfkleur schijnt te worden bepaald door de voedselplant zoals b.v. een rups die zich voedt met purperen leeuwenbek spoedig tot deze kleur verandert.
Zie vingerhoedskruiddwergspanner (E. pulchellata).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen E. pulchellata en E. linariata.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor en is op sommige vliegplaatsen algemeen. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen vrij zeldzaam, maar wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel; zeldzamer in Oost-Vlaanderen en grotendeels ontbrekend in West-Vlaanderen. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Spanje en Frankrijk tot Engeland en via Midden-Europa tot Rusland; in het noorden tot Midden-Scandinavië; in het zuiden: van de westelijke eilanden in de Middellandse Zee via Italië, de Balkan, Griekenland, Klein-Azië en Noord-Iran tot Tadzjikistan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral ruige graslanden, wegbermen en verwaarloosde stukken grond.
Vlasbekje maar ook leeuwenbek.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting