Half mei-begin oktober in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht; ze bezoeken bloemen van onder andere kruiskruid en vlinderstruik.
Rups: juli-november. De rups foerageert op de bloemen en zaden van de waardplant en verbergt zich overdag onder of tussen de bloemen. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Tawny Speckled Pug
Schafgarben-Blütenspanner
l'Eupithécie frappée
Eupithecia oxydata, Tephroclystia oxydata, Tephroclystia subfulvata, Eupithecia subfulvata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Bij veel vlinders van deze dwergspanner is een opvallende grote oranje vlek op de voorvleugels te zien.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Icterata: ikteros, icterus is een gele vogel waarvan gezegd werd dat hij geelzucht kon genezen, waarna de vogel stierf; geelzucht vanwege de taankleurige grondkleur van de voorvleugel.
(De Villers, 1789)
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Deze dwergspanner is meestal goed te herkennen aan het grote oranje veld op de voorvleugel; dit is ook te zien als de vlinder enigszins afgevlogen is. De voorrand en de achterrand zijn grijsachtig bruin. Er is weinig variatie; soms komen exemplaren voor waarbij het oranje veld doorkruist wordt door golflijnen, waardoor de vlinder donkerder lijkt; bij die vorm valt een lichte golflijn meestal op.
24-26 mm. Lijf grijsachtig bruin met donkerbruine blokjes op de rug en een witachtig grijze streep over het midden van de onderkant van de rups; ook bedekt met heel kleine bleke wratjes.
Grijze dwergspanner (Eupithecia subfuscata), witvlakdwergspanner (Eupithecia succenturiata), gewone dwergspanner (Eupithecia vulgata) en meldedwergspanner (Eupithecia simpliciata).
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn. Vergelijk daarnaast ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen en het habitat.
Vrij zeldzaam. Een soort die vooral voorkomt op de zandgronden en in de duinen. RL: bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam en achteruitgegaan. Grotendeels beperkt tot de oostelijke helft van Vlaanderen en de kuststreek. In Wallonië vrij zeldzaam en wijdverbreid.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Noord-Zuid: Midden-Scandinavië tot de Middellandse Zeelanden inclusief Klein-Azië. West-, Midden- en Oost-Europa tot Zuidwest-Siberië. In Scandinavië breidt het areaal uit (Skou 1986).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, heiden, struwelen, graslanden en tuinen.
Vooral duizendblad; ook diverse andere kruidachtige planten zoals bijvoet en boerenwormkruid.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting