Eind september-eind november in één generatie. De vlinders komen goed op licht en gaan graag in de omgeving van de lichtbron op een muur zitten.
Rups: april-juni. De rups verpopt zich in de grond. De soort overwintert als ei op een twijg of op de schors.
November Moth
Gehölzflur-Herbstspanner
l'Épirrite diluée
Larentia dilutata, Oporinia dilutata, Cidaria dilutata
De vliegtijd van deze soort ligt in de herfst (vooral november).
Epirrita: epirrheo is stromen, met de stroom meedrijven. De zoveelste variant van Hübner's voorkeur voor het beeld van stromen, rivieren en beekjes.
dilutata: dilutus is gewassen, gebleekt, vanwege de bleekgrijze en tamelijk kleurloze voorvleugel van een aantal vormen.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 15-22 mm. De voorvleugel is grijs- of bruinachtig van kleur en niet glanzend. De voorvleugel heeft meestal een patroon van voornamelijk smalle, afwisselend licht en donker gekleurde banden met zwarte dwarslijnen en aders. De variatie in deze tekening is groot; er bestaan exemplaren waarop de banden niet of nauwelijks zichtbaar zijn. De middenstip is vaag en heeft de vorm van een ovaal of een klein streepje. Een uitsteeksel van de onregelmatige binnenrand van de donkere buitenste dwarsband raakt de middenstip; de binnenrand van de dwarsband heeft op deze plaats de vorm van een liggende 3. In de zeldzame gevallen dat de middenstip los ligt van de band, heeft de band geen opvallend uitsteeksel. Vergeleken met de andere Epirrita-soorten zijn de antennen dikker en bij het mannetje meer ingesneden.
Tot 26 mm; lichaam groen met smalle geelachtig groene ringen tussen de segmenten; onderzijde witachtig; op de flanken een witte lengtestreep; lichaam variabel getekend met purperachtig rood, tussen een smalle middenstreep over de rug tot een aantal brede dwarsbanden, één op elk segment; bij sommige vormen ontbreekt de puperen tekening volledig; kop groen, zonder tekening.
De bleke novemberspanner (E. christyi) is vaak lichter van kleur en duidelijker gebandeerd; de binnenrand van de buitenste dwarsband loopt in een wijde boog om de middenstip heen. Bij egaal donkere Epirrita-spanners gaat het in de regel om de herfstspanner, behalve wanneer een opvallende donkere, enigszins uitgesmeerde, V-vormige vlek midden op de voorvleugel aanwezig is op de plek waar de ader vertakt; in dat geval betreft het vaak een exemplaar van de novemberspanner (E. autumnata); deze soort is bovendien bonter getekend en de binnenrand van de buitenste dwarsband loopt in een scherpe hoek om de middenstip heen. De genoemde verschillen tussen de drie Epirrita-soorten zijn vaak echter niet betrouwbaar genoeg om de soorten met zekerheid van elkaar te onderscheiden. Voor een zekere determinatie is genitaliënonderzoek nodig.
Zie ook de kleine wintervlinder (Operophtera brumata) en de berkenwintervlinder (Operophtera fagata).
Oranje berkenspanner (Archiearis parthenias), wegedoornspanner (Philereme transversata), novemberspanner (Epirrita autumnata) en bleke novemberspanner (Epirrita christyi).
De rupsen van de drie Epirrita-soorten zijn zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden (ondanks dat door de foto's in het boek 'Caterpillars of the British Isles' gesuggereerd wordt dat ze in uiterlijk van elkaar verschillen).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt voor in bosachtige gebieden verspreid over het hele land. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land. Lokaal talrijk.
Er is onvoldoende data om de soort te beoordelen voor de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland, heel Europa inclusief de Britse eilanden, Scandinavië en het Middellandse Zeegebied (inclusief de westelijke eilanden) tot in Europees Rusland en Trans Kaukasië (Müller 1996, Viidalepp 1996).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral loofbossen; ook struwelen en tuinen.
Allerlei loofbomen, waaronder berk.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting