Half maart-eind april in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken wilgenkatjes.
Rups: april-juni. De soort overwintert als pop in de grond.
White-marked
Gelbfleck-Frühlings-Bodeneule
la Noctulelle leucographe
Gypsitea leucographa, Noctua leucographa, Pachnobia leucographa
Op de voorvleugels van deze soort is de witte ring rond de ronde vlek opvallend en kenmerkend.
Cerastis: kerastes is gehoornd. Dit verwijst naar de antennen van het mannetje die tweezijdig geveerd zijn. Omdat Linnaeus de Noctua's had beschreven met niet geveerde antennen, is dit een belangrijk onderscheid.
leucographa: leukos is wit en graphe is een merkteken, naar de duidelijk aanwezige bleke vlekken.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze uil lijkt veel op de rode vlekkenuil (C. rubricosa), maar is doorgaans iets kleiner en de voorrand van de roodachtig bruine voorvleugel is licht gebogen; de voorrand is soms smal lichtgrijs bestoven. Opvallend is de heldere crèmekleurige ringvlek die in het midden meestal donker is; van de eveneens lichte niervlek is vooral de binnenste lob donker gevuld. De zeer dunne zwartachtige, fijn geschulpte buitenste dwarslijn is vaak onduidelijk of zelfs vrijwel onzichtbaar; in veel gevallen alleen zichtbaar als een rij wit gepunte zwarte streepjes. Tussen de buitenste dwarslijn en de golflijn is de vleugelkleur duidelijk lichter dan die van het middenveld; de vleugelzoom is weer donkerder.
Zie de vierkantvlekuil (Xestia xanthographa) en de rode vlekkenuil (C. rubricosa).
Zeldzaam. Een soort die slechts af en toe wordt waargenomen in het zuiden en oosten van het land. Wordt sinds 2000 jaarlijks gezien in De Biesbosch (grensgebied Zuid-Holland en Noord-Brabant). RL: ernstig bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam, maar toegenomen. Recente meldingen uit alle provincies behalve West-Vlaanderen. Bolwerken in de Vlaamse Ardennen, het Pajottenland en Oost-Brabant. In Wallonië zeldzaam maar wijdverbreid in alle provincies.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
In Europa van West-Frankrijk en Midden-Engeland tot Noord-Italië, de Balkan en de Karpaten. In het noorden tot Denemarken, Zuid-Zweden (één melding van de westkust van Noorwegen) en Zuidoost-Finland. Naar het oosten tot Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open loofbossen en struwelen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting