Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert vooral ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.
Brown-line Bright-eye
Weissfleck-Graseule
la Conigère
Leucania conigera, Aletia conigera
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Eenstreep is bedoeld als tegenhanger van de tweestreepgrasuil. Dat is eigenlijk niet correct want ook deze conigera heeft twee dwarslijnen; door dikte, contrast en verloop van de strepen valt toch wel wat voor eenstreep te zeggen.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
conigera: conus is taps en gero is dragen, naar de bij benadering tapse vorm van het witte vlak binnen de niervlek.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Opvallend is de witte kegelvormige vlek aan de binnenzijde van de niervlek. De donkere centrale dwarslijnen steken duidelijk af en de binnenste daarvan heeft een karakteristieke V-vorm; in rusthouding is daardoor over de beide voorvleugels duidelijk een W te zien. Kenmerkend zijn ook de bruine aders die vooral goed zichtbaar zijn in het zoomveld. Door de combinatie van deze weinig variabele kenmerken is deze soort goed van de andere Mythimna-soorten te onderscheiden. De grondkleur is geelachtig bruin, roestbruin of diep oranjeachtig bruin.
Gekraagde grasuil (Mythimna ferrago), witstipgrasuil (Mythimna albipuncta), grijze grasuil (Mythimna pudorina), helmgrasuil (Mythimna litoralis), witte-l-uil (Mythimna l-album), zesstreepuil (Xestia sexstrigata) en vierkantvlekuil (Xestia xanthographa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Wordt verspreid over het land af en toe waargenomen. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Komt lokaal voor in de Limburgse Kempen; wordt elders in Vlaanderen af en toe als zwerver gezien. In Wallonië vrij zeldzaam en wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Nagenoeg heel Europa naar het noorden tot Noord-Schotland en Midden-Scandinavië. Naar het zuiden Zuid-Spanje, Zuid-Italiè en Noord-Griekenland. Noord- en Midden-Azië. Naar het oosten tot de Grote Oceaan (Sachalin, Korea, Koerilen, Japan).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, bosranden en bospaden.
Diverse grassen, waaronder pijpenstrootje en kropaar
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting