Half april-begin november in twee, soms drie generaties. De vlinders komen op licht en op smeer; ´s nachts kunnen ze rustend boven in het gras worden aangetroffen.
Rups: waarschijnlijk mei-maart; uit Nederland zijn geen rupsenvondsten bekend. De soort overwintert als rups en foerageert vooral ´s nachts.
White Point
Weisspunkt-Graseule
le Point blanc
Leucania albipuncta, Aletia albipuncta, Hyphilare albipuncta
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De heldere witte stip in met midden van de voorvleugel is kenmerkend. In alle naamgevingen (Latijn, Frans, Duits en Engels) wordt op deze stip gewezen.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
albipuncta: albus is wit en punctum is een vlek. Wijzend op de witte vlek binnen de niervlek.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorvleugel heeft meestal een warm oranjebruine grondkleur, die echter dezelfde variatie kan vertonen als de gekraagde grasuil (M. ferrago). Het meest opvallend is de scherp afstekende ronde witte vlek die deel uitmaakt van de overigens niet of nauwelijks zichtbare niervlek. De achtervleugel is rookgrijs. Het mannetje heeft een zwarte band aan de basis van de onderzijde van het achterlijf.
Zie de gekraagde grasuil (M. ferrago).
Eenstreepgrasuil (Mythimna conigera), gekraagde grasuil (Mythimna ferrago), grijze grasuil (Mythimna pudorina), helmgrasuil (Mythimna litoralis), witte-l-uil (Mythimna l-album), zesstreepuil (Xestia sexstrigata) en vierkantvlekuil (Xestia xanthographa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Een trekvlinder die verspreid over het land kan worden waargenomen; de meeste waarnemingen komen uit het zuiden van het land. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land; is toegenomen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noordwest-Afrika, Zuid- en Midden-Europa, Voor- en Midden-Azië tot Altaj. In Europa fluctueert de noordelijke areaalgrens: als zwerver/trekker in Zuid-Engeland, Zuid-Ierland, Denemarken, Zuid-Zweden en Zuid-Finland (één vangst). Delen van Noord-Duitsland zijn pas in de 20e eeuw bezet geraakt.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei grazige plaatsen en moerasachtige gebieden.
Diverse grassen, waaronder kropaar en pijpenstrootje.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting