Eind april-half augustus in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken ´s nachts bloemen; overdag rusten ze op een boomstam, muur of paaltje.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in een cocon op de grond of in een spleet in een muur; bij voorkeur in een vochtige omgeving.
Sweet Gale Moth
Wolfsmilch-Rindeneule
la Noctuelle de l'euphorbe
Apatele euphorbiae, Acronycta euphorbiae
Voor een toelichting op de Nederlandse naam zie 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Acronicta: akronux is het vallen van de avond. Waarschijnlijk heeft deze naam dezelfde strekking als Noctua, in de nacht. Dit genus heeft immers geen enkele binding met de avondschemering.
euphorbiae: Euphorbia is het plantengeslacht wolfsmelk; een aantal van de soorten binnen dit plantengeslacht zijn voedselplanten van deze soort.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Op de gelijkmatig grijze voorvleugel is weinig tekening te zien; de uilvlekken en de dwarslijnen zijn onopvallend. Vooral het ontbreken van de zwarte wortelstreep vormt een belangrijk onderscheid met de meeste andere Acronicta-soorten.
Tot 36 mm; lichaam met haarborstels, die op de rug lichtbruin en op de flanken witachtig zijn; lichaamskleur donkergrijs met op de rugzijde van segment twee een opvallende, rode dwarsband; over de rug een dubbele rij grote, lichtgele vlekken; onder de lijn van de witte spiracula een bleek rode lengteband; kop glimmend zwart.
Het bont schaapje (A. aceris) is groter en heeft donkere aders op de achtervleugel.
Zeer zeldzaam. Van deze soort zijn verspreid over het land slechts enkele recente waarnemingen bekend; de enige recente waarneming dateert uit 2012 in IJmuiden.
Zeer zeldzaam. Geen recente meldingen uit België. Vroeger bekend uit de Limburgse Kempen en Namen, maar daar recent niet meer gezien.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
In Europa een zeer lokale verbreiding. Naar het noorden tot de Shetland-eilanden, Midden-Scandinavië (in Noord-Zweden en in Noord-Finland tot boven de poolcirkel) en Karelië. Naar het zuiden tot Zuid-Spanje - soms in Marokko - en Griekenland verder naar Klein-Azië, Libanon, de Karpaten, de Kaukasus en Noord-Iran naar Midden- en Noord-Azië en verder tot Oost-Siberië (volgens Draudt, 1950) en China.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse kruidachtige planten, stuiken en loofbomen, waaronder cipreswolfsmelk, wilde gagel, moerasspirea, struikhei, bosbes, weegbree, kruiskruid, braam, berk en wilg.
Berk
Betula
Wolfsmelk
Euphorbia
Moerasspirea
Filipendula
Vlasbekje
Linaria
Gagel
Myrica
Weegbree
Plantago
Braam
Rubus
Wilg
Salix
Kruiskruid
Senecio
Bosbes
Vaccinium
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting