Mei-half augustus in één generatie.
Rups: augustus-september. De rups leeft aan de uiteinden van de takken van de waardplant in bijeengesponnen bladeren. De verpopping vindt plaats in een perkamentachtige, bruine cocon.
Silberpappel-Kahneulchen
la Halias du peuplier
De groenuilen hebben groen op de voorvleugels.
Zilverpopulier is voor deze groenuil een belangrijke waardplant. Zilverpopulier zit ook in de Duitse soortnaam.
Earias: ear is het voorjaar. Dit wijst op een paar soorten met groene grondkleur binnen dit genus; groen de kleur van nieuwe bladeren in de lente. Zie ook A. praecox en D. aprilina.
(Fabricius, 1787)
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Dit visstaartje heeft dezelfde dakvormige rusthouding als de even grote kleine groenuil (E. clorana). De kleur is grijsachtig groen. Het zoomveld is donkerder gekleurd dan de rest van de voorvleugel en gaat via een smalle geelbruine zone over in de franje die helder afsteekt en aan het uiteinde wit gekleurd is. De voorrand van de voorvleugel is witachtig. Over de vleugel lopen twee, enigszins vage, maar goed zichtbare donkergroene dwarslijnen die niet evenwijdig aan elkaar lopen; de binnenste vertoont een golvend zigzagverloop. De achtervleugel is wit met een groenige bestuiving aan de achterrand en op de franje.
Ter Haar: Rups groenachtig wit met zwarte lengtestrepen en zwarte haren.
Ebert: De jonge rupsen van clorana en vernana zijn op basis van uiterlijke kenmerken nagenoeg niet van elkaar te onderscheiden. Bij het groeien verliest de rups van vernana de donkere elementen. Bij het vreten van de wittige onderzijde van het blad produceert de rups langwerpige vlokken die later ook in de cocon worden verwerkt. De (nagenoeg) volwassen rups heeft een gedrongen, gebogen vorm; de grondkleur is meelwit tot groenachtig witgrijs net als de bladonderkant van de zilverpopulier. Op de rug twee licht- tot middelbruine vlekjes.
De kleine groenuil (E. clorana) is helderder van kleur en hoofdzakelijk effen groen van kleur, en mist dwarslijnen. Zie ook de katoengroenuil (E. insulana).
Tot voor kort was van deze soort slechts één waarneming bekend uit 1954 in de provincie Drenthe. In juli 2010 werd nabij Emmen een tweede Nederlandse
exemplaar gevangen en enkele dagen later werd daar in de buurt een populatie van de soort aangetroffen.
Deze soort komt niet in België voor.
Zeldzaam in Midden- en Zuid-Europa.
Midden- en Zuid-Europa. De zuidelijke grens loopt via de lijn: Zuid-Spanje - Sicilië - het Griekse vaste land - Roemenië en de noordelijke Zwarte Zeekust tot de oostelijkste vindplaats Uralsk.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Witte abeel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting