Juni-augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en soms overdag; ze komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon aan de onderkant van een blad van de waardplant.
Gold Spangle
Silberblatt-Goldeule
la Feuille d'or
Plusia bractea, Chrysaspidia bractea
De witte vlek is als een zilveren venstertje in de voorvleugel van deze mooie vlinder.
Autographa: autographos is met eigen hand geschreven; naar de lettertekens (gamma, jota e.d.) die de soort zelf op zijn vleugels heeft geschreven.
bractea: bractea is een dun plaatje metaal, goudblad. Deze soort heeft een wat groter oppervlak goud dan de andere Plusiinae.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 18-21 mm. Deze uil heeft dezelfde vorm en rusthouding als de verwante soorten. De voorvleugel is gelijkmatig donker roodachtig bruin gekleurd en heeft een doffe rozeachtig bruine of soms grijsachtig bruine bestuiving. Kenmerkend is de vrij grote, min of meer driehoekige, lichte goudkleurige vlek in het midden van de vleugel. Er is weinig variatie, hoewel de vorm van de goudkleurige vlek enigszins kan variëren.
Tot 35 mm; een 'semi-spanrups' met slechts drie paar buikpoten; lichaam lichtgroen met over de rug zes onregelmatige, witte lengtestrepen en boven de spiracula een witte lengtestreep; kop groen met aan weerszijden een zwarte streep.
Zie de grote koperuil (Diachrysia chryson).
Turkse uil (Chrysodeixis chalcites), koperuil (Diachrysia chrysitis), gelduil (Polychrysia moneta), goudvenstertje (Plusia festucae), moerasgoudvenstertje (Plusia putnami), gamma-uil (Autographa gamma), donkere jota-uil (Autographa pulchrina) en jota-uil (Autographa jota).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder waarvan slechts enkele recente waarnemingen bekend zijn, vooral uit de zuidelijke helft van het land.
Zeer zeldzaam. In Vlaanderen zijn slechts enkele waarnemingen bekend (o.a. Kapellen, 2005). In Wallonië zeldzaam en lokaal in Luik, Luxemburg en Namen.
In Europa vooral in de landen van Midden- en Noord-Europa en dan bij voorkeur in de bergen. Naar het zuiden tot Zuid-Ierland, Zuid-Engeland, Noord-Frankrijk, Vogezen, Alpenzuidrand (een geïsoleerd voorkomen in de Pyreneeën) en op de Balkan zuidwaarts tot Slovenië, Dalmatië, Bulgarije (Pirin) en Roemenië. Naar het noorden tot de Orkney-eilanden en Midden-Scandinavië. Verder naar Voor- en Midden-Azië (Kaukasus, Armenië, Issyk-kul, Tien-Shan, Altaj). Oude meldingen uit nog oostelijker gebieden hebben waarschijnlijk betrekking op A. excelsa (Kretschmar, 1862).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Heiden, graslanden, bosranden, struwelen en tuinen.
Diverse kruidachtige en houtige planten, waaronder brandnetel, dovenetel, hondsdraf, bosbes en kamperfoelie.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting