Half mei-half november in twee of drie generaties. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: in Nederland te zien van juli tot ver in de herfst. De rups foerageert ´s nachts en verpopt zich in een holletje in de grond. De soort overwintert in Zuid-Europa als rups; kan de Nederlandse winters normaal gesproken niet overleven.
Pearly Underwing
la Noctulelle blessée
Agrotis saucia, Rhyacia saucia
De doorschijnende achtervleugel heeft een blauwachtige parelmoerglans.
Peridroma: peridromos is er omheen lopen, naar de ring die om de niervlek loopt.
saucia: saucius is gewond, naar de roodachtige tint op de voorvleugel, hetgeen op bloeden zou lijken.
(Hübner, 1808)
Voorvleugellengte: 19-23 mm. Een vrij grote uil met een lange egaal gekleurde voorvleugel met een vrij spitse vleugelpunt. De kleur van de voorvleugel is variabel en loopt uiteen van vaalgeel met een donkerbruine tekening tot bijna effen zwartachtig bruin met roodbruin langs de voorrand en de achterrand. Bij lichtere exemplaren zijn de grote, doorgaans donkere niervlek en de lichte ringvlek goed zichtbaar; bij donkere exemplaren vallen ze niet altijd op. De doorschijnende achtervleugel heeft een blauwachtige parelmoerglans; de aders en de zoom zijn donkerder. Op de kop bevindt zich een korte grijze ‘hanenkam’.
Tot 42 mm; vrij plomp, achterste segmenten enigszins gezwollen; lichaam grijsachtig bruin met op de bovenzijde een purperachtig rode zweem; over de rug twee rijen zwarte streepjes, die op het elfde segment in een dwarsband eindigen met daarachter een opvallende, witachtige veeg; kop bruin met zwartachtige banden.
Zie de gewone velduil (Agrotis segetum) en de grote worteluil (Agrotis ipsilon).
Vrij zeldzaam. Een trekvlinder die vooral wordt waargenomen in de kuststreek, maar ook geregeld in het binnenland wordt gezien; soms schadelijk in kassen.
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder die niet jaarlijks wordt waargenomen.
De soort is als trekvlinder geclasssicifeerd en daarmee niet opgenomen op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Palearctische soort (in het zuiden inheems naar het noorden als trekker tot IJsland en Midden-Scandinavië).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Kan als trekvlinder in vele biotopen worden gevonden, maar heeft een voorkeur voor warme en droge gebieden zoals duinen, ruderale terreinen, extensieve landbouwgebieden en open landschappen in het algemeen.
Diverse kruidachtige planten, waaronder paardenbloem, zuring, klaver en koolzaad; ook sla en andere gekweekte planten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting