Begin mei-half november in twee generaties. De vlinders komen goed op licht en smeer.
Rups: juli-maart. De rups leeft in een holte onder de grond en foerageert ´s nachts op wortels en jonge scheuten van de waardplant. De soort overwintert als rups, eet als het niet vriest langzaam door en verpopt zich in april in een met spinsel verstevigde holte in de grond.
Turnip Moth
Saateule
la Moissonneuse , la Noctulelle des moissons
gewone aardrups, zaad-aardrupsvlinder, zaaduiltje, zaadvelduil
Scotia segetum
Een gewone soort vooral in agrarische omgeving. Soms schadelijk op landbouwgewassen en gewone velduil is dan ook al lang in gebruik in tuinbouwkringen.
Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Agrotis: agrotes is van het veld, iemand van het platte land. Grasland is meer het habitat dan bossen. Deze naam werd als eerste door Hübner voorgesteld (1806).
segetum: segos is korenveld, maisveld of, wat vrijer geïnterpreteerd, een moestuin, een akker. Dit verwijst naar de habitat van de rups die schade kan veroorzaken, vooral in wortelgewassen.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 16-21 mm. De grondkleur van de voorvleugel varieert van zandkleurig tot zeer donkerbruin; soms met een grijze tint. De uilvlekken kunnen zowel licht als donker gevuld zijn; bij donkere exemplaren zijn ze niet altijd even goed zichtbaar. Opvallend zijn de dubbele dwarslijnen. De achtervleugel is wit met een blauwachtige glans en donkere aders; bij donkere exemplaren heeft de achtervleugel een donkere zoom. Het mannetje is gewoonlijk lichter van kleur dan het vrouwtje en heeft antennen die vanaf de basis voor de helft geveerd zijn.
Tot 47 mm; een glanzend of vettig uiterlijk; lichaam lichtgrijs of grijsachtig bruin met aan de bovenzijde een purperachtige of groenachtige zweem; onderzijde geelachtig bruin, soms met onduidelijke, donkere lengtestrepen over de rug; lichaamsharen op zwartachtige vlekjes ingeplant; kop geelachtig bruin met zwartachtig bruine vlekjes en streepjes.
De blauwvleugeluil (Peridroma saucia) is groter, heeft een grotere ringvlek en een nauwelijks zichtbare tapvlek; de achtervleugel is donkerder, heeft een duidelijke parelmoerglans en een middenvlek. Zie ook de geoogde worteluil (A. clavis) en de rookkleurige worteluil (Euxoa nigricans).
Zwartvlakworteluil (Euxoa obelisca), graanworteluil (Euxoa tritici), rookkleurige worteluil (Euxoa nigricans), variabele worteluil (Euxoa cursoria), witvlekworteluil (Euxoa lidia), grijze worteluil (Agrotis cinerea), bonte worteluil (Agrotis vestigialis), puta-uil (Agrotis puta), grote worteluil (Agrotis ipsilon), geoogde worteluil (Agrotis clavis), duinworteluil (Agrotis ripae) en gewone worteluil (Agrotis exclamationis).
Let op: de rupsen van de Euxoa- en de Agrotis-soorten zijn erg moeilijk uit elkaar te houden.
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Het hele Palearctische gebied. Niet in het hoge noorden. In het zuiden meerdere meldingen uit de indo-australische en Afrikaanse gebieden. Een volledig inzicht van de bezetting van deze gebieden ontbreekt.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Tuinen, parken, landbouwgebieden, open bossen en duinen.
Allerlei soorten planten (soms schadelijk op landbouwgewassen).
Kool
Brassica
Bosaardbei
Fragaria
Appel
Malus
Spar
Picea
Den
Pinus
Zuring
Rumex
Nachtschade
Solanum
Klaver
Trifolium
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting