Half mei-eind juli in één generatie. De vlinders zijn overdag gemakkelijk op te jagen van de waardplant. Ze vliegen vanaf de schemering en komen op licht.
Rups: juni-augustus. De rups eet uitsluitend jonge bladeren van de waardplant en rust overdag tegen een bladsteel. De soort overwintert als pop op een tak van de waardplant, in een stevige cocon waarin bast verwerkt is.
Lesser Belle
Weiden-Spannereule
la Madope du saule
Madopa salicalis
De vlinder toont in rust een heel regelmatig gebogen lijn van de ene vleugelpunt naar de andere.
Colobochyla: kolobos is in de groei blijven steken en kheilos is een lip, naar de korte labiale palpen. Dit is de enige soort in dit genus.
salicalis: Salix is het plantengeslacht wilg, daar zitten inderdaad enige voedselplanten bij. De uitgang -alis omdat Denis en Sciffermüller deze soort beschreven als een pyralide n.l. Pyralis salicalis.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 13-15 mm. De rusthouding van deze snuituil doet enigszins denken aan een deltavorm met scherpe hoekpunten. De voorvleugel heeft een lichtgrijze grondkleur met een fijne donkere spikkeling. Kenmerkend zijn de drie roodachtig bruine dwarslijnen, waarvan de buitenste via een gelijkmatige boog in de vleugelpunt eindigt; de dwarslijnen zijn afgezet met een geelachtige rand.
De voorvleugel van de bruine sikkeluil (Laspeyria flexula) heeft een grof uitgeholde achterrand; op de vleugel bevinden zich slechts twee dwarslijnen, die bij de voorrand scherp gehoekt zijn.
Zeer zeldzaam. Een soort die vroeger lokaal voorkwam in het zuidoosten van het land; de meest recente waarnemingen komen uit Zeeland (2008) en Drenthe (2010, 2014). RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam. In Vlaanderen slechts één recente waarneming (Mechelen, 2008). In Wallonië recent gezien in Henegouwen, Namen en Luxemburg.
Er is onvoldoende data om de soort te beoordelen voor de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
De verloop van de zuidgrens: door Noord-Spanje, Zuid-Italië, Dalmatië tot Zuid-Bulgarije en de Zwarte Zee. In het noorden tot de Baltische staten en Zuid-Finland. Naar het oosten tot de Oeral. Heinicke en Naumann (1980 - 1982) wijzen op naar het noorden gerichte uitbreidingsgolven in de afgelopen eeuw.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting