Begin mei-eind oktober. Net als bij veel andere trekvlinders worden in het voorjaar uitsluitend exemplaren waargenomen die vanuit Zuid-Europa hierheen getrokken zijn; later in het jaar zijn er vooral vlinders aanwezig van de daaruit voortgekomen nieuwe generatie. De vlinders vliegen vooral ´s nachts maar komen slecht op licht. Ze zijn in staat bijennesten binnen te dringen en daar honing op te nemen zonder door de bijen gedood te worden. Dit komt doordat de doodshoofdvlinder exact tussen twee raten past en de bijen daardoor niet in staat zijn de kwetsbare buik te bereiken. In bijenkasten worden ze vaak wel gedood omdat de raten daarin verder uit elkaar staan; oudere waarnemingen in ons land betroffen dan ook dode, in bijenwas gemummificeerde vlinders in bijenkasten. tegenwoordig worden ook vaker rustende exemplaren waargenomen.
Rups: augustus-oktober. De rups verpopt zich in de grond in een losse cocon en overwintert, in sommige gevallen zelfs tweemaal, op een diepte van soms meer dan 30 cm. Een deel van de poppen komt aan het eind van de zomer of in de vroege herfst nog uit. In Nederland is deze soort niet in staat de winter te overleven.
Death's Head Hawk-moth
Totenkopf
le Sphinx à tête de mort
doodshoofdpijlstaart, doodskopvlinder
Doodshoofdvlinder is een oude naam die ook al door Ter Haar in 'Onze Vlinders' wordt gebruikt.
Met wat fantasie is op de kop van de vlinder de tekening van een doodshoofd te herkennen. Meer over Nederlandse namen
Acherontia: Acheron is de rivier van het lijden in de onderwereld en dit genus is dus een waardig onderkomen voor atropos.
atropos: Atropos is een van de drie schikgodinnen. Alpha is een ontkenning en topos is een keerpunt, een draai. Zij sneed de levensdraad door en de dood kon niet meer worden afgewend. In het derde deel van zijn Amoenitates Academicae (1756) publiceerde Linnaeus een verhandeling van zijn leerling Forsskahl waarin deze soort 'caput mortuum' wordt genoemd, de doodskop, maar in het twee namen-systeem van Systema Naturae (1758) moest de naam consistent uit één woord bestaan; Linnaeus handhaafde echter wel het thema van de dood.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 52-60 mm. De op een doodshoofd lijkende tekening op het borststuk en de gele strepen op het achterlijf en de achtervleugel zijn kenmerkend voor deze grote pijlstaart. Bij verstoring maakt de vlinder een hoorbaar piepend geluid.
Lengte tot 130 mm. Zeer variabel in kleur en tekening, met bruine, geelachtige en groene vormen. De meeste Europese rupsen behoren tot de gele vorm, die purperachtig zwarte vlekken op de rug heeft en donkere blauwe of purperachtig bruine diagonaalstrepen boven de spiracula draagt; de hoorn op het elfde segment is korrelig en S-vormig gebogen; kop geel met twee brede, zwarte strepen.
Zeldzaam. Een trekvlinder uit Zuid-Europa die overal in het land kan worden waargenomen.
Zeldzaam. Een trekvlinder die verspreid over het hele land wordt waargenomen.
De soort is als trekvlinder geclasssicifeerd en daarmee niet opgenomen op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Het tropische deel van Afrika. Van de Azoren in het westen tot de Kaspische Zee in het oosten. Als standvlinder tot de lijn Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Zuid-Griekenland, Zuid-Anatolië. In wisselende aantallen als trekker naar Zuid-, Midden- en Noord-Europa tot de Britse eilanden en Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Aardappelvelden en (volks)tuinen.
Vooral aardappel, maar ook andere soorten uit de nachtschadefamilie ('Solanaceae'), zoals doornappel en tabak. Tevens ook soorten uit de olijffamilie ('Oleaceae'), zoals de olijfboom.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
hommelvlinder
Hemaris tityus
windepijlstaart
Agrius convolvuli
walstropijlstaart
Hyles gallii
teunisbloempijlstaart
Proserpinus proserpina
klein avondrood
Deilephila porcellus
doodshoofdvlinder
Acherontia atropos