Begin mei-half juli in één generatie.
Rups: juni-augustus. De rupsen leven in gallen op sparren; deze gallen worden veroorzaakt door bladluizen. De door rupsen bewoonde gallen zijn te herkennen aan de opening, waaruit uitwerpselen hangen. Ook de verpopping vindt plaats in de gal en de pop overwintert.
Fichtengallen-Blütenspanner
la Petit eupithécie de sapin
Eupithecia bilunulata, Eupithecia strobilata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De rups van deze dwergspanner leeft in gallen die veroorzaakt worden door bladluizen op spar.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Djakonof, 1926
Voorvleugellengte: 9-13 mm. Lijkt sterk op de spardwergspanner (E. abietaria) met een eveneens duidelijke dikke middenstip. De flauw zichtbare golflijn is relatief stomp getand. De palpen zijn vrij lang.
De spardwergspanner (E. abietaria) is gemiddeld groter, helderder getekend en heeft een scherper getande golflijn. De palpen zijn korter.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Zeer zeldzaam. Een soort die vooral voorkwam in Gelderland, Utrecht en Limburg, maar waarvan maar enkele recente waarnemingen bekend zijn. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam. Gekend uit o.m. Namen en Luxemburg, maar recente waarnemingen ontbreken.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Niet op de Britse eilanden; in Scandinavië tot boven de poolcirkel. Van Noordwest-Europa tot de Oeral en Siberië; het zuiden van Midden-Europa tot de zuidrand van de Alpen.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral naaldbossen.
Spar.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting