Augustus-begin november en na overwintering opnieuw van april-mei in één generatie. Kan overdag rustend op een blad worden aangetroffen. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen en wilgenkatjes.
Rups: mei-augustus. De rups verpopt zich in de strooisellaag. In het najaar vindt de paring plaats waarna de mannetjes sterven. De volwassen vrouwtjes overwinteren en zetten pas in het voorjaar de eitjes af.
Autumn Green Carpet
Graugrüner Bindenspanner
la Phalène fasciée
Cidaria miata, Eubolia miaria, Larentia miata
Voor papegaaitje zie bij Chloroclysta siterata.
De toevoeging herfst doet vermoeden dat de vliegtijd een kenmerkend onderscheid zou vormen met het papegaaitje; in ons land is dat toch niet zo duidelijk.
Chloroclysta: khloros is groenachtig geel en kluzo is wegwassen. Dit slaat op het vluchtige karater van de groenige kleuren van dit genus.
miata: mio is plassen; ook hierbij treedt verkleuring van het vocht op, weer verwijzend naar de makkelijk veranderende kleur van groen naar geel.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 15-17 mm. De brede voorvleugel heeft een overwegend groenachtige kleur met een fijne lichtgrijze spikkeling. De vleugelwortel, de middenband en de achterrand zijn meestal donkerder groen dan de rest van de vleugel. De tussenliggende lichtere zones en de golflijn bevatten veel grijs en soms een geelachtig lichtbruine kleur. Door de witte en zwarte dwarslijnen vallen de verschillende banden op de voorvleugel goed op. De golflijn bestaat uit witachtige vlekjes en loopt door over de hele breedte van de vleugel. De achtervleugel is meestal witachtig geel.
Zie het papegaaitje (C. siterata) en de groene bergspanner (Colostygia olivata).
Zeer zeldzaam. Een soort waarvan slechts af en toe een waarneming wordt gemeld. In 2013 is het herfstpapegaaitje in drie provincies gezien, namelijk Friesland, Groningen en Noord-Holland. RL: ernstig bedreigd.
Beperkt tot Wallonië. Zeldzaam, maar wijdverbreid in Luik, Luxemburg en Namen.
Noord-Scandinavië, in het oosten tot Zuid-Rusland en tot Ala Taoe; in het zuiden tot het Middellandse Zeegebied (zonder de Balkan), Klein-Azië, het Armeense hoogland en aangrenzende gebieden tot Afghanistan, Kazachstan en Kirgisië. In Duitsland in nagenoeg alle Bondsstaten.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen en tuinen in bosachtige omgeving.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting