Half juni-eind september in één generatie. Komt op licht; wordt verder zelden waargenomen.
Rups: april-begin augustus. De ontwikkeling van de rupsen duurt opvallend lang. De rups verpopt zich aan de onderkant van een blad of op de grond. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Large Thorn
Herbst-Zackenrandspanner
l'Ennomos de l'aulne
Eugonia autumnaria
Iepentakvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Mogelijk heeft het uiterlijk van de rups iets met een iepentak te maken.
Ennomos: ennomos is wettelijk, binnen de wet en door Treitschke vertaald met 'rechtmässig', legaal; hij beschouwde dit genus als de omvatter van de echte Geometriden terwijl dan de andere genera de mindere spanners (buiten de wet) bevatten.
autumnaria: autumnus is herfst; de vliegperiode strekt zich uit tot het begin van het najaar.
(Werneburg, 1859)
Voorvleugellengte: 21-28 mm. Deze spanner houdt, evenals de andere Ennomos-soorten, de vleugels in rust schuin omhoog. De donkere spikkeling varieert sterk in dichtheid maar ontbreekt zelden. De intensiteit van de dwarslijnen varieert. Het mannetje heeft geveerde antennen, het vrouwtje ongeveerde. De vrouwtjes zijn veel groter dan die van de andere Ennomos-soorten, de mannetjes zijn ongeveer even groot als de vrouwtjes van de andere soorten.
Tot 55 mm; zeer slank, naar de kop versmald; bruin of groenachtig bruin met okerkleurig bruine tekening, glanzend; de segmenten vijf, zes en acht gezwollen, waardoor hij sterk op een takje lijkt; kop tamelijk rechthoekig in omtrek, grijsachtig bruin met okerkleurige tekening.
Het geelblad (E. quercinaria) houdt in rust de vleugels platter en mist de spikkeling. Bij de geelschouderspanner (E. alniaria) is het borststuk citroengeel, heeft de buitenste dwarslijn een sterke kromming en is de afstand van deze lijn tot de vleugelpunt relatief klein. Bij de essenspanner (E. fuscantaria) komen de beide dwarslijnen bij de binnenrand van de vleugel gewoonlijk dicht bij elkaar. De gehakkelde spanner (E. erosaria) is veel minder gevlekt.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Vrij zeldzaam, maar wijdverbreid in Vlaanderen; vooral in de westelijke helft. In Wallonië zeldzaam, maar wijdverbreid.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van West- en Midden-Europa tot Oost-Azië. Voor Japan is ssp. intermedia (Inoue, 1942) beschreven. Noord-Zuid: Midden-Scandinavië en Zuid-Frankrijk, Corsica.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral loofbossen, struwelen en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting