Half juli-half september in één generatie. De vlinders komen op licht en worden overdag soms rustend in de vegetatie aangetroffen.
Rups: mei-juli. De rups verpopt zich aan de onderkant van de bladeren van de waardplant. De soort overwintert als ei op de waardplant.
August Thorn
Eichen-Zackenrandspanner
l'Ennomos du chêne
eikenspanner
Eugonia quercinaria, Ennomos angularia, Eugonia angularia, Ennomos carpinaria
geelblad
De namencommissie wilde omzichtig omspringen met oude namen en heeft een flink aantal namen die gebruikt werden in 'Onze vlinders' van Ter Haar (begin vorige eeuw) gehandhaafd of in iets aangepaste vorm overgenomen.
Dat geldt ook voor deze geelblad. Bij Ter Haar was dat nog het gele blad. Werden daarbij kleur en vorm van de vlinder bedoeld?
Ennomos: ennomos is wettelijk, binnen de wet en door Treitschke vertaald met 'rechtmässig', legaal; hij beschouwde dit genus als de omvatter van de echte Geometriden terwijl dan de andere genera de mindere spanners (buiten de wet) bevatten.
quercinaria: Quercus is het plantengeslacht eik, een van de waardplanten.
(Hufnagel, 1767)
Voorvleugellengte: 18-22 mm. Het mannetje is vrij slank gebouwd en houdt in rust de vleugels minder steil omhoog dan de andere Ennomos-soorten. De buitenste dwarslijn op de voorvleugel vertoont dicht bij de voorrand gewoonlijk een kleine knik richting de vleugelwortel om vervolgens weer terug te buigen richting de vleugelpunt. De binnenste lijn vertoont meestal een veel grotere en meer opvallende knik bij de voorrand. Het mannetje is helemaal donkergeel of enigszins oranje, het veel blekere vrouwtje is strokleurig. Zowel het mannetje als het vrouwtje kunnen een gevlekte voorvleugel hebben en een groot donker schaduwveld aan de buitenrand. De middenstip op de voorvleugel is vaak vaag.
Tot 47 mm; lichaam variabel in kleur, van bruin tot groen met okerkleurige en zwartachtige tekening op rug en flanken; de segmenten vijf, zes, acht en elf met bulten of uitwassen, waardoor de rups op een twijgje lijkt; kop groenachtig of grijsachtig bruin, soms met okerkleurige tekening.
De essenspanner (E. fuscantaria) heeft een lila-achtige zweem langs de achterrand, de binnenste dwarslijn is bij deze soort niet duidelijk geknikt. Zie ook de iepentakvlinder (E. autumnaria), de geelschouderspanner (E. alniaria) en de gehakkelde spanner (E. erosaria).
Jonge rupsen van het geelblad lijken op rupsen van de bessentakvlinder (Eulithis mellinata), op rupsen van het geel spannertje (Hydrelia flammeolaria) en op jonge rupsen van de essenspanner (Ennomos fuscantaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt voor op de zandgronden in Overijssel, Gelderland en Utrecht; verder lokaal in de duinen en in Limburg. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen zeldzaam; verspreiding erg versnipperd met concentraties aan vindplaatsen in de Oost- en West-Vlaamse boscomplexen, rondom Brussel en Leuven en in het westen van de provincie Antwerpen. In Wallonië recent waargenomen in Luik, Luxemburg en Namen, maar ook daar zeer lokaal.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa naar Rusland; in het zuiden het Middellandse Zeegebied, de Balkan, Klein-Azië, de Zwarte Zee en de Kaukasus, in het oosten tot Toerkmenistan. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, parken, struwelen en ruige graslanden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting