Half mei-juli in één generatie. De vlinders zijn overdag gemakkelijk te verstoren. Ze vliegen in de schemering vaak rondom de waardplant, komen op licht en zwerven vaak ver weg van hun leefgebied.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond, soms gedurende twee of drie jaar.
Grey Carpet
la Phalène argentée , la Phalène grisette
Chesias griseata
De grondkleur van deze spanner is lichtgrijs. Zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Lithostege: lithos is een steen en stege is een dak, een bedekking. De grijze schubben vormen de indruk van een grijze steen.
griseata: griseus is grijs, de grondkleur van de vlinder.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Een vrijwel effen lichtgrijze spanner met een vrij spits toelopende voorvleugel. Langs de achterrand loopt een zeer fijn donker lijntje en in het zoomveld is soms een vage bruinachtige buitenste dwarslijn zichtbaar. De franje is wit.
Tot 22 mm; lichaam groen of olijfgroen met drie donkergroene lengtestrepen over de rug, die soms door donkere, wigvormige vlekken worden overdekt; over de spiracula een gele lengtestreep, die soms langs boven- en onderrand door purperachtig bruine vlekjes wordt begrensd; kop groen.
Zeer zeldzaam. Van deze soort zijn een aantal recente waarnemingen bekend uit Noord-Brabant (2009, 2010) en Limburg (2011). RL: gevoelig.
Wellicht verdwenen. Vroeger bekend uit de kuststreek.
Komt zeer verbrokkeld voor van Marokko en het Iberisch Schiereiland, via West- en Midden-Europa inclusief Engeland tot Zuid-Rusland en de Kaukasus; in het zuiden: de Balkan, Klein-Azië en via de Kaspische Zee tot Centraal-Azië; in het noorden tot Zuid-Zweden en Estland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Warme plaatsen met een lage vegetatie, zoals akkerranden, braakliggende landbouwgrond, wegbermen en grazige ruigten.
Sofiekruid en diverse soorten raket.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
grote wintervlinder
Erannis defoliaria
baardmosspikkelspanner
Alcis jubata
berkenwintervlinder
Operophtera fagata
smalvleugeldwergspanner
Eupithecia nanata
zoomspanner
Epione vespertaria
wilgenspanner
Macaria artesiaria