Half mei-eind september in één, soms twee generaties. De vlinders kunnen overdag van lage takken en uit struikgewas worden opgejaagd. Vanaf de schemering bezoeken ze bloemen zoals die van akkerdistel. Ze komen op licht en op smeer.
Rups: juni-mei. De soort overwintert als rups en verpopt zich tussen afgevallen bladeren.
Small Fan-footed Wave
Breitgesäumter Zwergspanner
la Truie
schildmetertje
Sterrha biselata, Idaea bisetata, Acidalia bisetata
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
De achtergrond van schild is niet duidelijk. Ter Haar noemt in zijn boek 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw) deze spanners al schildmetertje.
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.
biselata: bis is twee keer en seta is haarborstel. Dit slaat op de grote haarpluk op het scheenbeen van de achterpoten van het mannetje.
(Hufnagel, 1767)
Voorvleugellengte: 10-11 mm. De crèmekleurige, min of meer donker bespikkelde voor- en achtervleugel hebben beide een opvallende zwarte middenstip. De middelste dwarslijn op de voorvleugel buigt in een kleine boog om de middenstip heen. De voorrand van de voorvleugel is bij de vleugelpunt vrij sterk gebogen. Karakteristiek voor deze soort is de duidelijk zichtbare, grillige buitenste dwarslijn met daarbuiten een bruinachtig grijs zoomveld, onderbroken door een onregelmatige lichte golflijn. De kleur van het zoomveld varieert in intensiteit; soms is het beperkt tot een smalle zone tussen de buitenste dwarslijn en de lichte golflijn.
Tot 22 mm; slank, licht versmald naar de kop, met dwarsribbeltjes, grijs of grijsachtig bruin met donkere V-vormige vlekken op de rug; kop ingesneden. Er is ook een bleek geelachtig bruine vorm met hetzelfde vlekkenpatroon.
De dwergstipspanner (I. fuscovenosa) is meestal iets kleiner, de middenstip op de voorvleugel ligt gewoonlijk aan de andere kant van de middelste dwarslijn en in het zoomveld bevindt zich geen opvallende donkere band. Bij de paardenbloemspanner (I. seriata) loopt de middelste dwarslijn vlak langs de middenstip. Bij de vlekstipspanner (I. dimidiata) bevat het zoomveld alleen een aantal donkere vlekken bij de binnenrandhoek.. Zie ook de zuidelijke stipspanner (I. trigeminata).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Idaea biselata en I. seriata.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen meer Idaea- en Scopula-soorten.
Roestige stipspanner (Idaea inquinata), dwergstipspanner (Idaea fuscovenosa) en schaduwstipspanner (Idaea rusticata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land. Lokaal soms talrijk.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief de Britse eilanden) en via de gematigde zone tot Oost-Azië; in het noorden tot Midden-Scandinavië en in het zuiden: Italië, de Balkan, de Kaukasus en Kazachstan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral loofbossen; ook naaldboomaanplanten, struwelen en tuinen.
Diverse kruidachtige planten en afgevallen blad.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting