Eind juni-begin augustus in één generatie. De vlinders komen op licht. Ze kunnen ook worden gevonden door overdag voorzichtig aan de takken van naaldbomen te schudden.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant en verpopt zich in losse aarde.
Satin Beauty
Moosgrüner Rindenspanner
la Boarmie du sapin
Boarmia ribeata, Boarmia abietaria
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.
Satijnen heeft waarschijnlijk te maken met het uiterlijk van de vlinder.
Deileptenia: deile is de namiddag, strikt genomen alleen het eerste deel van de middag, maar soms ook gebruikt voor de vroege avond en ptenos is met vleugels; een ietsje donkere vleugels dus. Hübner beschouwde het donkere patroon als karakteristiek.
ribeata: Ribes is het plantengeslacht ribes (bessensoorten); Clerck maakte hier kennelijk een foutje.
(Clerck, 1759)
Voorvleugellengte: 18-26 mm. Van alle verwante soorten te onderscheiden door de afgeronde voorrand van de voorvleugel en de gladde of slechts licht geschulpte randen van de voor- en achtervleugel. Het is de enige spikkelspanner waarbij de vleugels volledig bezet zijn met zeer fijne, horizontale zwarte streepjes (zoals bij oranje iepentakvlinder (Angerona prunaria)). De middelste en buitenste dwarslijn lijken, indien aanwezig, het meest op die van de taxusspikkelspanner (Peribatodes rhomboidaria) maar zijn minder getand en komen bij de binnenrand niet zo dicht bij elkaar. Soms komen tamelijk donkere onduidelijk getekende exemplaren voor. Het mannetje heeft zeer brede geveerde antennen en onderscheidt zich daarmee van de meeste gelijkende soorten.
De taxusspikkelspanner (Peribatodes rhomboidaria) heeft aan de onderzijde van de voorvleugel een opvallende bleke vlek in de vleugelpunt. De variabele spikkelspanner (Alcis repandata) heeft minder afgeronde vleugels, een vloeiend gebogen buitenste dwarslijn en een meer geschulpte achterrand.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in het grensgebied van Friesland, Groningen en Drenthe en op de zandgronden in het midden van het land. In 2009 is de soort voor het eerst ook waargenomen in Zuid-Limburg. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Recent gevonden in de Limburgse Kempen. Zeldzaam in Wallonië, ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Spanje en Frankrijk via West- en Midden-Europa en de gematigde zone tot Oost-Azië; in het zuiden tot Noord-Italië en Griekenland, in het noorden tot Midden-Scandinavië. Een oude melding uit Marokko is waarschijnlijk een verwisseling met Peribatodes ilicaria.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral gemengde bossen met oude taxusbomen, maar ook bosranden en andere beschutte plaatsen; soms ook graslanden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting