Eind april-half augustus in één generatie.
Rups: augustus-april. De soort overwintert als rups in een cocon en verpopt zich daarin in het voorjaar.
Sandflur-Staubeule
Paradrina selini, Elaphria selini, Charanyca selini
Stofuilen hebben een vale zandkleur. De vleugelschubben laten makkelijk los en na het vastpakken van de vlinder blijft een stofvlekje op de vingers achter.
Duinen en zandgronden zijn de gebieden waar deze zandstofuil zich thuis voelt.
(Boisduval, 1840)
Voorvleugellengte: 13-16 mm. Deze uil lijkt veel op de huisuil (C. clavipalpis), maar heeft een donkerder grijze en egalere voorvleugel met een donkere achterrand. In het zoomveld en in mindere mate rondom de niervlek zijn vaak vage oranjebruine vlekjes aanwezig. De dwarsbanden zijn nauwelijks zichtbaar. Langs de voorrand van de vleugel zijn enkele donkere vlekjes zichtbaar. De achtervleugel is witachtig met een grijsachtig bruine achterrand.
Zie de huisuil (C. clavipalpis) en de grijze stofuil (Hoplodrina respersa).
Zeer zeldzaam. Van deze soort zijn verspreid over het land slechts enkele recente waarnemingen bekend. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Slechts enkele vindplaatsen in de Antwerpse Kempen. Vroeger ook bekend uit Limburg en Namen.
De soort staat als Ernstig Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Marokko en in Europa van het Iberisch schiereiland via Zuid-Frankrijk tot Griekenland en het hele Middellandse Zeegebied. De noordelijke areaalgrens: Noordwest-Zwitserland, West-Duitsland, Noord-België en Nederland, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden, Zuid-Finland (meer naar het noorden enkelingen) en Karelië. Naar het oosten tot Israël en Libanon. Bij oudere opgaven uit het zuidelijke areaal moet rekening worden gehouden met verwisselingen met soorten uit de P. flavirena-groep. In Midden-Europa zeer lokaal en ontbreekt daar in grote gebieden. Maar het schijnt dat selini ook nieuwe gebieden verovert.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Heiden, droge duinen, zandverstuivingen en bosranden; de soort heeft een voorkeur voor droge zandige gebieden.
Diverse kruidachtige planten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting