Aangezien tellingen van jaar tot jaar met elkaar vergeleken worden, is het erg belangrijk dat ze altijd op dezelfde manier en onder dezelfde omstandigheden worden uitgevoerd.
Eerste telling van het jaar
Bij de eerste telling van het jaar is het belangrijk om eventuele veranderingen in het landschap te noteren en deze door te geven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat er bomen gekapt of geplant zijn, er ineens niet meer gemaaid wordt of de gemeente besluit te stoppen met het spuiten van gif tegen onkruid. Deze veranderingen kunt u doorgeven wanneer u uw eerste gegevens doorstuurt.
Vlinders tellen op een algemene route
Algemene routes worden bij voorkeur eens per week geteld. Belangrijkste telperiode is de periode van 1 april tot 30 september; het is hierbij niet belangrijk dat er altijd op dezelfde dag in de week geteld wordt. Meerdere keren per dag of week dezelfde route tellen mag altijd en deze gegevens zijn zeer welkom; let hierbij wel op dat ze als aparte tellingen worden doorgegeven en niet worden opgeteld. Daarnaast zijn er nog een paar regels voor het tellen op een algemene route. Er wordt alleen geteld:
Het kan gebeuren dat er in een hele week geen enkel moment aan deze weersomstandigheden wordt voldaan. Dit is geen probleem: ook wanneer er een week niet geteld is, zijn uw gegevens erg bruikbaar.
Tijdens het tellen loopt u in rustig en constant tempo de route. U noteert alle soorten vlinders die u waarneemt tot een afstand van 2,5 meter opzij, 5 meter voor u en 5 meter boven u, zie de afbeelding hiernaast. Wanneer een vlinder u “volgt” tot in de volgende sectie, wordt deze wederom genoteerd, maar nu dus ook voor de tweede sectie. Vinders die worden waargenomen buiten dit waarneminggebied kunt u doorgeven als verspreidingsonderzoek via Telmee of waarneming.nl.
Soms is het moeilijk om witjes te onderscheiden. Als u er een paar heeft kunnen identificeren, kunt u de overige witjes naar rato verdelen. Dit mag alleen bij witjes.
Tussen het tellen op algemene en soortgerichte routes zijn een paar kleine verschillen. Zo worden soortgerichte routes alleen gelopen tijdens de vliegtijd van de soort; deze kan je vinden op de website van De Vlinderstichting. Als je hem alleen voor die soort loopt, zal de coördinator je voor de vliegtijd begint per brief of mail waarschuwen en een prognose van de telperiode geven. Op sommige routes voor één soort worden toch alle vlinders genoteerd, dat geeft weer wat extra gegevens over de vlinders die ook in die tijd vliegen.
Om betrouwbare gegevens te verkrijgen, moet een soortgerichte route minimaal drie weken achtereen, eens per week gelopen worden. Natuurlijk mag de route ook meerdere keren per dag of week gelopen worden en ook meerdere weken; het is daarbij echter wel belangrijk dat iedere tocht als een apart bezoek wordt genoteerd met een eigen begin- en eindtijd.
Naast het tellen van dagvlinders kunt u ook dagactieve nachtvlinders tellen. Meer informatie hier over vindt u in de handleiding en in deze folder. U kunt deze keuze aanzetten bij "Instellingen", als u ingelogd bent.
Het tellen van nectarplanten is ook geheel vrijwillig. Wanneer u er voor kiest dit te doen, wordt u verzocht vier keer in het seizoen tijdens het lopen te kijken welke nectarplanten er in bloei staan. Meer informatie vindt u in de handleiding. Ook dit zet u aan bij "Instellingen".
Bij de instellingen kunt u ook aangeven of u hommels op aantal wilt tellen. Op soort is wat lastiger, daarvoor zal eerst een cursus nodig zijn in het algemeen. Meer informatie daarover vindt u hier.
Soortgerichte routes tellen
Tussen het tellen op algemene en soortgerichte routes zijn een paar kleine verschillen. Zo worden soortgerichte routes alleen gelopen tijdens de vliegtijd van de soort; deze kunt u vinden op de website van De Vlinderstichting. Voor de vliegtijd begint, zal de coördinator u per brief of mail waarschuwen en een prognose van de telperiode geven.
Om betrouwbare gegevens te verkrijgen, moet een soortgerichte route minimaal drie weken achtereen, eens per week gelopen worden. Natuurlijk mag de route ook meerdere keren per dag of week gelopen worden en ook meerdere weken; het is daarbij echter wel belangrijk dat iedere tocht als een apart bezoek wordt genoteerd met een eigen begin- en eindtijd.
Van sommige soorten worden de eitjes geteld in plaats van de vlinders. Bij ieder van de drie soorten is er een andere teltechniek van toepassing, vandaar dat ze hieronder apart besproken worden.
Gentiaanblauwtje
Bij gentiaanblauwtjes worden de eitjes geteld. Deze eitjes zijn overal op de klokjesgentiaan te vinden en het aantal varieert van enkele tot tientallen per plant. Natuurlijk zijn er ook planten zonder eitjes. Het beste kunt u zoeken wanneer het vliegseizoen net over is. Dit is normaal gesproken in de buurt van de laatste week van juli tot de eerste twee weken van augustus.
Om een goed beeld te krijgen moet dezelfde plot per seizoen twee keer geteld worden met minimaal een week tussen de tellingen in.
De informatie die wordt genoteerd, is het totaal aantal eitjes in de plot en het totaal aantal bloemknoppen en bloeistengels van de klokjesgentiaan in de telplot. Kiemplanten en jonge planten zonder bloemen worden niet meegerekend. Tel je een groeiplaats in plaats van een plot (geen afgepast gebied maar alle bloemen in een aaneengesloten stuk, dat groter of kleiner kan worden)? Dan in ieder geval het aantal eitjes noteren. Aantal bloemstengels is mooi meegenomen maar als het niet lukt, dan niet.
Grote vuurvlinder
Bij de grote vuurvlinder worden de eitjes en de net uitgekomen rupsjes geteld. Deze zijn te vinden op waterzuringplanten tijdens de laatste twee weken van juli en de eerste twee weken van augustus. Ook hierbij wordt er twee keer in het seizoen geteld met minimaal een week tussen de twee tellingen.
Het totaal aantal eitjes, rupsjes en waterzuringplanten in de telplot wordt genoteerd. Eitjes en rupsen moeten apart worden opgenomen en ingevoerd.
Sleedoornpage
De hele winter kan er gezocht worden naar de sleedoornpage-eitjes. De eitjes vallen goed op wanneer er geen bladeren meer aan de planten zitten. Sneeuw maakt het zoeken naar de eitjes moeilijk, ook op het moment dat de knoppen uitkomen is het echt onbegonnen werk. Per plot hoeft er maar één keer geteld te worden.
Tel tijdens het bezoek alle eitjes tussen knie- en ooghoogte (50-200 cm). Alleen het aantal eitjes per telplot hoeft doorgegeven te worden.
Hier vind je meer informatie over de Meetnet app waarmee je de resultaten in het veld meteen al kunt invoeren.