Een route tellen

Noteer tijdens het tellen: 1. De routenaam 2. De teldatum 3. Begin- en eindtijd 4. Temperatuur (van de lucht) 5. Windkracht op de plek van de route 6. Bewolking in achtsten 7. Per sectie de soorten vlinders die je hebt gezien en de aantallen (geen rupsen!) 8. Indien van toepassing beheersactiviteiten per sectie. Je kunt de route ook invullen via onze meetnet app. Waarnemingen buiten de route kunnen doorgegeven worden aan Telmee.nl of waarneming.nl.

Hier vind je informatie over de app

Hoe telt men een vlinderroute?

Aangezien tellingen van jaar tot jaar met elkaar vergeleken worden, is het erg belangrijk dat ze altijd op dezelfde manier en onder dezelfde omstandigheden worden uitgevoerd. 

Eerste telling van het jaar 
Bij de eerste telling van het jaar is het belangrijk om eventuele veranderingen in het landschap te noteren en deze door te geven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat er bomen gekapt of geplant zijn, er ineens niet meer gemaaid wordt of de gemeente besluit te stoppen met het spuiten van gif tegen onkruid. Deze veranderingen kunt u doorgeven wanneer u uw eerste gegevens doorstuurt. 

Vlinders tellen op een algemene route
Algemene routes worden bij voorkeur eens per week geteld. Belangrijkste telperiode is de periode van 1 april tot 30 september; het is hierbij niet belangrijk dat er altijd op dezelfde dag in de week geteld wordt. Meerdere keren per dag of week dezelfde route tellen mag altijd en deze gegevens zijn zeer welkom; let hierbij wel op dat ze als aparte tellingen worden doorgegeven en niet worden opgeteld. Daarnaast zijn er nog een paar regels voor het tellen op een algemene route. Er wordt alleen geteld: 

  • tussen 10:00 en 17:00 (zomertijd). 
  • bij een temperatuur van 13 tot 17 °C mag er alleen geteld worden als er minder dan 50% bewolking is; wanneer de temperatuur hoger is dan 17 °C, kan er ook met een bewolking van boven de 50% geteld worden. Hoe u de bewolking inschat ziet u in de handleiding.
  • bij een windkracht van 5 Beaufort of lager. Hoe u de windkracht inschat ziet u in de handleiding. 
  • bij droog weer. 

Het kan gebeuren dat er in een hele week geen enkel moment aan deze weersomstandigheden wordt voldaan. Dit is geen probleem: ook wanneer er een week niet geteld is, zijn uw gegevens erg bruikbaar. 

Tijdens het tellen loopt u in rustig en constant tempo de route. U noteert alle soorten vlinders die u waarneemt tot een afstand van 2,5 meter opzij, 5 meter voor u en 5 meter boven u, zie de afbeelding hiernaast. Wanneer een vlinder u “volgt” tot in de volgende sectie, wordt deze wederom genoteerd, maar nu dus ook voor de tweede sectie. Vinders die worden waargenomen buiten dit waarneminggebied kunt u doorgeven als verspreidingsonderzoek via Telmee of waarneming.nl.

Soms is het moeilijk om witjes te onderscheiden. Als u er een paar heeft kunnen identificeren, kunt u de overige witjes naar rato verdelen. Dit mag alleen bij witjes. 

Soortgerichte route tellen

Tussen het tellen op algemene en soortgerichte routes zijn een paar kleine verschillen. Zo worden soortgerichte routes alleen gelopen tijdens de vliegtijd van de soort; deze kan je vinden op de website van De Vlinderstichting. Als je hem alleen voor die soort loopt, zal de coördinator je voor de vliegtijd begint per brief of mail waarschuwen en een prognose van de telperiode geven. Op sommige routes voor één soort worden toch alle vlinders genoteerd, dat geeft weer wat extra gegevens over de vlinders die ook in die tijd vliegen.


Om betrouwbare gegevens te verkrijgen, moet een soortgerichte route minimaal drie weken achtereen, eens per week gelopen worden. Natuurlijk mag de route ook meerdere keren per dag of week gelopen worden en ook meerdere weken; het is daarbij echter wel belangrijk dat iedere tocht als een apart bezoek wordt genoteerd met een eigen begin- en eindtijd.

Extra's: hoeft niet, mag wel

Naast het tellen van dagvlinders kunt u ook dagactieve nachtvlinders tellen. Meer informatie hier over vindt u in de handleiding en in deze folder. U kunt deze keuze aanzetten bij "Instellingen", als u ingelogd bent.

Het tellen van nectarplanten is ook geheel vrijwillig. Wanneer u er voor kiest dit te doen, wordt u verzocht vier keer in het seizoen tijdens het lopen te kijken welke nectarplanten er in bloei staan. Meer informatie vindt u in de handleiding. Ook dit zet u aan bij "Instellingen".

Bij de instellingen kunt u ook aangeven of u hommels op aantal wilt tellen. Op soort is wat lastiger, daarvoor zal eerst een cursus nodig zijn in het algemeen. Meer informatie daarover vindt u hier.

Soortgerichte routes tellen
Tussen het tellen op algemene en soortgerichte routes zijn een paar kleine verschillen. Zo worden soortgerichte routes alleen gelopen tijdens de vliegtijd van de soort; deze kunt u vinden op de website van De Vlinderstichting. Voor de vliegtijd begint, zal de coördinator u per brief of mail waarschuwen en een prognose van de telperiode geven.
Om betrouwbare gegevens te verkrijgen, moet een soortgerichte route minimaal drie weken achtereen, eens per week gelopen worden. Natuurlijk mag de route ook meerdere keren per dag of week gelopen worden en ook meerdere weken; het is daarbij echter wel belangrijk dat iedere tocht als een apart bezoek wordt genoteerd met een eigen begin- en eindtijd.

  • Een route bestaat uit secties van 50 meter. Per sectie worden de soorten bijgehouden en de aantallen geturfd. Dit kan op papier, maar ook via een app (Avimap van SOVON). U telt alleen met mooi weer, zie daarvoor ook de handleiding, bij vlinders tussen 10-17 uur en bij libellen tussen 11-16 uur.
  • Witjes die veel op elkaar lijken en niet allemaal goed te determineren zijn, mogen worden geschat. Bijvoorbeeld klein geaderd witje en klein koolwitje. U hoeft dan niet ieder individu apart te bekijken. Stel er vliegen 100 witjes. U determineert bijvoorbeeld 10 individuen, waarvan 8 klein koolwitjes en 2 klein geaderd witjes. U mag deze verhouding dan gebruiken voor de andere individuen, dus 80 klein koolwitjes en 20 klein geaderd witjes. 

Telplot tellen

Van sommige soorten worden de eitjes geteld in plaats van de vlinders. Bij ieder van de drie soorten is er een andere teltechniek van toepassing, vandaar dat ze hieronder apart besproken worden.

Gentiaanblauwtje
Bij gentiaanblauwtjes worden de eitjes geteld. Deze eitjes zijn overal op de klokjesgentiaan te vinden en het aantal varieert van enkele tot tientallen per plant. Natuurlijk zijn er ook planten zonder eitjes. Het beste kunt u zoeken wanneer het vliegseizoen net over is. Dit is normaal gesproken in de buurt van de laatste week van juli tot de eerste twee weken van augustus. 
Om een goed beeld te krijgen moet dezelfde plot per seizoen twee keer geteld worden met minimaal een week tussen de tellingen in. 
De informatie die wordt genoteerd, is het totaal aantal eitjes in de plot en het totaal aantal bloemknoppen en bloeistengels van de klokjesgentiaan in de telplot. Kiemplanten en jonge planten zonder bloemen worden niet meegerekend. Tel je een groeiplaats in plaats van een plot (geen afgepast gebied maar alle bloemen in een aaneengesloten stuk, dat groter of kleiner kan worden)? Dan in ieder geval het aantal eitjes noteren. Aantal bloemstengels is mooi meegenomen maar als het niet lukt, dan niet.

Grote vuurvlinder
Bij de grote vuurvlinder worden de eitjes en de net uitgekomen rupsjes geteld. Deze zijn te vinden op waterzuringplanten tijdens de laatste twee weken van juli en de eerste twee weken van augustus. Ook hierbij wordt er twee keer in het seizoen geteld met minimaal een week tussen de twee tellingen. 
Het totaal aantal eitjes, rupsjes en waterzuringplanten in de telplot wordt genoteerd. Eitjes en rupsen moeten apart worden opgenomen en ingevoerd. 

Sleedoornpage 
De hele winter kan er gezocht worden naar de sleedoornpage-eitjes. De eitjes vallen goed op wanneer er geen bladeren meer aan de planten zitten. Sneeuw maakt het zoeken naar de eitjes moeilijk, ook op het moment dat de knoppen uitkomen is het echt onbegonnen werk. Per plot hoeft er maar één keer geteld te worden. 
Tel tijdens het bezoek alle eitjes tussen knie- en ooghoogte (50-200 cm). Alleen het aantal eitjes per telplot hoeft doorgegeven te worden.

Een libellenroute tellen

  • De libellen worden geteld langs een vaste telroute, die in overleg met de coördinator wordt uitgezet. Een route is 50 tot 1000 meter lang. Van mei tot en met september wordt een route minimaal eens in de twee weken gelopen, in een constant en rustig wandeltempo. De libellen die worden waargenomen tot twee meter op de oever en tot vijf meter op het water worden genoteerd. Een route hoeft niet in een heel rijk libellengebied te liggen. Een locatie is geschikt zolang er het hele seizoen libellen bij het water vliegen en de oever goed begaanbaar is.
  • Een route bestaat uit secties van 50 meter. Per sectie worden de soorten bijgehouden en de aantallen geturfd. Dit kan op papier, maar ook via een app (Avimap van SOVON). U telt alleen met mooi weer, zie daarvoor ook de handleiding, bij libellen tussen 11-16 uur.
  • Bij een libellenroute worden alle soorten 2 meter over de oever geteld en de kleine libellen 2 meter over het water en de grote libellen 5 meter over het water. Let wel: het onderscheid tussen grote en kleine libellen is niet juffers en libellen. Kijk hiervoor in de handleiding.
  • Een belangrijk puntje bij de tellingen van libellen: tel de verse imago's niet mee! Dit heeft te maken met een vertekening van aantallen als het ene jaar tijdens de uitsluippiek wordt geteld en het andere jaar niet.
  • Bij een libellenroute met een grote fluctuatie in waterstand, kunt u kiezen om met de waterrand mee te blijven tellen (sectielengte kan daardoor flink variëren) of te blijven lopen waar u altijd loopt en daarmee soms een groot deel 'op het droge' telt. Die keuze mag u zelf maken. Eenmaal een keuze gemaakt, betekent dat u altijd op diezelfde manier telt.
  • De heidelibellen en pantserjuffers zijn zo tijdens het voorbijvliegen vaak lastig de determineren. U hoeft dan niet ieder individu apart te bekijken. Stel er vliegen 50 heidelibellen. U determineert bijvoorbeeld 10 individuen, waarvan 8 bruinrode heidelibel en 2 steenrode heidelibel.  U mag deze verhouding dan gebruiken voor de andere individuen, dus 40 bruinrode heidelibel en 10 steenrode heidelibel. 

Hier vind je meer informatie over de Meetnet app waarmee je de resultaten in het veld meteen al kunt invoeren.

Handleidingen