scheefbloemwitje Pieris mannii

Familie

witjes (PIERIDAE)

Zeldzaamheid

Het scheefbloemwitje is een relatief nieuwe soort in Nederland. In 2015 werden de eerste waarnemingen gedaan in Limburg. Inmiddels komt deze soort in het hele land voor, al is het aantal waarnemingen in het noorden nog wat lager. Ze worden vooral in tuinen gezien, maar dat kan ook te maken hebben met de aanwezigheid van de belangrijkste waardplanten voor de rups in veel tuinen. Buiten tuinen wordt vooral grote zandkool (de wilde vorm van rucola) als waardplant gebruikt.

Rode lijst

nieuwkomer

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind maart-begin juni, juni-augustus en juli-november in drie generaties, waarbij de tweede en derde generatie elkaar overlappen.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Southern small white

Duitse naam

Karstweißling

Franse naam

Piéride de l'Ibéride

Meer

Toelichting Nederlandse naam

Een van de veel gebruikte waardplanten van de rups is scheefbloem.

Meer over Nederlandse namen

Ondersoorten

Pieris mannii alpigena Verity, 1911 is de ondersoort die zich nu in Duitsland snel uitbreidt en inmiddels ook Nederland bereikt heeft.
Pieris mannii andegava DelaHaye, 1910 leek uitgestorven, maar is recent in Zuid Luxemburg teruggevonden.

Toelichting wetenschappelijke naam

Pieris: Pieris is een van de muzen (Pierides) die op de berg Pierus woonden, dicht bij de Olympus.
mannii: Vernoemd naar Josef Johann Mann (19 mei 1804 – 20 maart 1889), ook wel Johann Josef Ritter von Mann. Hij was een Duitse entomoloog gespecialiseerd in Lepidoptera.

Auteursnaam en jaartal

(Mayer, 1851)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Verschillen tussen het klein koolwitje en het scheefbloemwitje: bij het klein koolwitje is de zwarte vlek op de voorvleugel rond, bij het scheefbloemwitje rechthoekig en groot. Achterkant middenstip is hol; trek je een gedachtenlijntje tussen die vlek en de rand van de zwarte puntvlek, dan loopt die schuin naar boven bij het klein koolwitje en min of meer recht bij het scheefbloemwitje; de vleugelpunt van het klein koolwitje is spits, bij het scheefbloemwitje is hij meer afgerond. Voor de onderkant: bij het scheefbloemwitje is de bestuiving aan beide kanten van de middencel ongeveer even dicht, terwijl die bij het klein koolwitje aan de onderrand van de middencel duidelijk verdicht is.

Gelijkende soorten vlinder

Het scheefbloemwitje lijkt op klein koolwitje en groot koolwitje, allebei zeer algemene soorten in Nederland.

Alle drie de soorten hebben een zwart tot grijze vleugelpunt. Bij het klein koolwitje is die meestal recht afgesneden en vrij klein. Bij het groot koolwitje is die zwarte punt juist groot en ver naar beneden toe doorlopend. Het scheefbloemwitje zit daar precies tussenin.

Bekijk een uitgebreide beschrijving van de verschillen

Als je een denkbeeldig lijntje trekt tussen de bovenkant van de zwarte stip op de vleugel naar de onderkant van de zwarte vleugelpunt loopt dat lijntje bij klein koolwitje naar boven (en gaat dwars door een cel heen). Bij het groot koolwitje loopt die lijn duidelijk naar beneden toe en ook deze kruist cellen. Het gedachtenlijntje bij scheefbloemwitje loopt min of meer horizontaal en volgt min of meer de ader langs de cellen. Maar er zijn nog meer kenmerken. De vleugelpunt van het scheefbloemwitje is min of meer afgerond, van de andere twee koolwitjes is deze spitser. In het formaat zit ook een verschil. Het groot koolwitje is, zoals de naam al doet vermoeden, een grote vlinder, terwijl het scheefbloemwitje zelfs nog iets kleiner is dan klein koolwitje. De zwarte stip is bij klein koolwitje vaak rondachtig en veelal klein. Scheefbloemwitje heeft een forsere stip die meer vierkant is en soms, zoals bij bovenstaande vlinder uit Posterholt, zelfs wat hol is.

Gelijkende soorten vlinder

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - 2015

Habitat

Vooral in stedelijk gebied (tuinen), maar ook in parken, moestuinen en ruige bermen. (Van Swaay, 2024)

Planten

De waardplanten komen uit de kruisbloemenfamilie, met name uit het geslacht Iberis (scheefbloem), maar ook Sinapis (Herik) en Alyssoides utriculatum (blaasschildzaad). Verder op Diplotaxis (grote zandkool en rucola, de gekweekte vorm van grote zandkool). Uit een proef bleken Duitse scheefbloemwitjes een voorkeur te hebben voor Alliaria petiolata (look-zonder-look). (Neu et al., 2021)

Waardplant

Blaasschildzaad
Alyssoides

Zandkool
Diplotaxis

Rucola
Eruca

Scheefbloem
Iberis

Herik
Sinapis

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie witjes (PIERIDAE)

Alle soorten uit deze familie