Begin mei-eind juni in één generatie. De vlinders leven hoog in de boomkruinen en komen slecht op licht.
Rups: juni-begin augustus. De rups leeft op de bloeiwijze en de zaden van de waardplant. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.
Pauper Pug
Linden-Blütenspanner
l'Eupithécie du tilleul
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Linde is de enige waardplant van deze dwergspanner.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Egenaria: egenus is arm, behoeftig; een dwergspanner met nauwelijks enige tekening.
Herrich-Schäffer, 1848
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Deze vrij grote dwergspanner is grijs van kleur en heeft geen uitgesproken krachtige tekening. Bij verse exemplaren is het patroon van dubbele centrale dwarslijnen goed zichtbaar. Het daardoor omsloten middenveld op de voorvleugel is vaak iets donkerder dan de grondkleur. Karakteristiek is de buitenste dwarslijn: deze buigt vlak voor de voorrand van de vleugel sterk naar binnen en vormt dan een scherpe punt die naar binnen wijst, waarna de lijn weer terug buigt naar de voorrand. Een dergelijke scherpe bocht komt bij andere grijze Eupithecia-soorten niet voor; bij afgevlogen exemplaren is dit kenmerk echter niet of nauwelijks zichtbaar. De vleugelzoom is altijd donkerder van kleur dan de grondkleur en bevat een tamelijk duidelijke lichte golflijn. De uit streepjes bestaande franjelijn is duidelijk zichtbaar. De zwarte middenstip is langwerpig van vorm.
23-25 mm. Lijf groen met een doorschijnende donkerder rugader; geelachtig waar de segmenten elkaar raken en de kop is bruinachtig groen.
De grijze dwergspanner (E. subfuscata) is krachtiger getekend en de middenband is niet donkerder dan de rest van de vleugel. De lariksdwergspanner (E. lariciata) heeft meer gehoekte dwarslijnen en een kleine witte vlek op de bovenkant van het borststuk.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Zeer zeldzaam. Recent waargenomen op enkele locaties in Zuid-Limburg en in Gelderland.
Zeer zeldzaam. Recente waarnemingen uit West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams-Brabant en Luxemburg.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Het Iberisch Schiereiland, Frankrijk en Engeland in het westen, in het oosten via de Baltische staten en Rusland tot de Oeral; in het noorden tot Zuid-Scandinavië en in het zuiden tot de zuidrand van de Alpen. Zuidoostelijk Bulgarije, Oekraïne, de Krim, de Kaukasus en Armenië
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Linde.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting