In het buitenland: september-begin oktober. De vlinders komen op smeer en ook op licht (de vrouwtjes meer dan de mannetjes). Overdag verbergen ze zich in bastspleten.
In het buitenland overwintert de soort als rups. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon gemaakt van aarde.
Auenwald-Winkeleule
hoeklijnuil
De twee dwarslijnen op de voorvleugel van deze vlinder staan onder een kenmerkende hoek t.o.v. elkaar.
Mesogona: mesos is het midden en gonu is knie. Dit verwijst naar de middentarsus die drie rijen doorntjes draagt.
(Hübner, 1803)
Voorvleugellengte: 17-19 mm. Lijkt door het sterk overeenkomende lijnenpatroon op de voorvleugel zeer veel op de hyena (Cosmia trapezina). Ook is er een zekere gelijkenis met de aardappelstengelboorder (Hydraecia micacea). Evenals bij de hyena lopen de lichte centrale dwarslijnen vanaf de binnenrand in een rechte lijn schuin uit elkaar, waarna de buitenste dwarslijn in de buurt van de voorrand terugbuigt in de richting van de vleugelwortel. Bij de hoeklijnuil zit deze bocht veel dichter bij de voorrand dan bij de hyena; daardoor lijkt de buitenste dwarslijn sterk op die van de aardappelstengelboorder (die verder een grof golvende binnenste dwarslijn heeft). De grondkleur is bruinachtig grijs; het middenveld is donkerder dan de rest. De ring- en niervlek hebben dezelfde, vaak iets donkerder kleur dan de grondkleur en zijn licht omrand. De niervlek bevat geen zwarte stip in de binnenste lob zoals bij de hyena (waarvan de uilvlekken ook lichter zijn dan de grondkleur).
Zie de hyena (Cosmia trapezina) en de aardappelstengelboorder (Hydraecia micacea).
De soort is voor het laatst waargenomen in 1968 in Limburg.
Slechts één oude vondst uit Luik.
Vooral in het midden van Europa tot de Kaukasus en Armenië. Naar het noorden tot Nederland, Denemarken en Zuid-Zweden, Zuid-Finland en Noord-Rusland; naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Sicilië, Zuid-Italië, Noord-Griekenland en het Pontisch gebergte.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
In het buitenland: vochtige weiden en akkerranden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting