Eind april-half juli in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer; vaak worden ze laag vliegend boven graslanden gezien. Ze bezoeken bloemen van onder andere vlinderstruik.
Rups: augustus-april. Jonge rupsen leven in de bloeiwijze van de waardplant; oudere rupsen foerageren ´s nachts op de bladeren en verbergen zich overdag dicht bij de grond. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een holte tussen de wortels van de waardplant of tussen grasresten op de grond.
Clouded-bordered Brindle
Grosse Veränderliche Grasbüscheleule
la Campagnarde
Hadena crenata, Apamea rurea, Hadena rurea, Parastichtis rurea, Luperina rurea
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De kleur van deze soort is zeer variabel.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
crenata: crenatus is met inkepingen, naar de getande subterminale lijn op de voorvleugel. Zie ook A. monoglypha, ook beschreven door Hufnagel.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 18-22 mm. Een variabele soort met twee duidelijke kleurvormen. De ene vorm heeft een lichte geelachtig bruine, enigszins rood of grijs getinte voorvleugel met een fijne tekening van streepjes en stippen; vooral langs de binnenrand is de vleugel vaak grijsachtig wit. Opvallend zijn de donkerbruine, brede schouders die bij de binnenrand van de vleugel uitlopen in twee zwarte strepen waarvan de uiteinden in rusthouding naar elkaar toe lijken te lopen. Langs de voorrand van de vleugel bevinden zich verschillende schuin naar achteren lopende roodachtig bruine vlekken en vegen; de vlek waarin de ringvlek en de niervlek liggen is het grootst en valt het meest op. Ook langs de achterrand van de vleugel bevinden zich roodachtig bruine getande vlekken, waarvan de meest opvallende zich in de binnenrandhoek bevindt; soms maken deze vlekken deel uit van een smalle band langs de achterrand. De andere kleurvorm heeft een roodachtig donkerbruine tot kastanjebruine voorvleugel die vrij effen getekend is en waarop eigenlijk alleen de geelachtig omlijnde ringvlek en niervlek opvallen. Soms komen zwartachtig bruine of zwartachtig rode vlinders zonder lichte tekening voor en ook worden af en toe tussenvormen waargenomen.
De bonter getekende zwartrandgrasuil (A. epomidion) heeft in het wortelveld twee zwarte strepen, de zwarte punten aan het uiteinde van de schouders lijken in rusthouding uiteen te lopen en de uilvlekken zijn gedeeltelijk duidelijk zwart omrand; in het zoomveld ligt een duidelijke lichte golflijn, maar de donkere naar binnen gerichte vlekken aan de binnenzijde van de golflijn zijn minder uitgesproken. Zie ook de pijpenstro-uil (A. aquila), de okergele grasuil (A. sublustris) en de steenrode grasuil (A. lateritia).
Pijpenstro-uil (Apamea aquila), grauwe grasuil (Apamea remissa), rietgrasuil (Apamea unanimus), veldgrasuil (Apamea anceps), kweekgrasuil (Apamea sordens), bonte grasuil (Cerapteryx graminis), donkere grasuil (Tholera cespitis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Europa en Azië, naar het oosten tot Japan. In Europa en in Azië tot boven de poolcirkel. In het Middellandse Zeegebied alleen in de koelere bergen en niet in warme streken.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, moerassen, bosranden en tuinen.
Diverse grassen, waaronder kropaar, ruwe smele, rietgras en pijpenstrootje.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting