Wat heb ik de afgelopen weken veel oranjetipjes gezien! Ik hoefde niet te wachten tot (na) Koningsdag, zoals meestal, maar zag mijn eerste al op 6 april in mijn eigen tuin. Wellicht inderdaad ‘eigen kweek’? In elk geval zijn de nieuwe eitjes al gelegd, zowel op pinksterbloem als deze keer ook op look-zonder-look. Maar dit jaar werd ik ook verblijd door langsvliegende oranjetipjes op plekken waar ik ze nooit eerder heb gezien, onder andere onderweg naar station Ede-Wageningen. Dat zijn allemaal ‘losse waarnemingen’. De resultaten van het Landelijk Meetnet Vlinders zullen straks laten zien of 2019 de boeken in kan als een uitzonderlijk goed oranjetipjesjaar. Voor mij in elk geval wel!
Er is maar één vlinder zo opvallend oranje als het oranjetipje. Toch leuk dat zo’n vlinder dan juist vliegt in de tijd dat Nederland oranje kleurt: rond Koningsdag en vroeger rond Koninginnedag. Terwijl de andere witjes nog de hele zomer te zien zijn en meerdere generaties hebben vliegt het oranjetipje alleen maar nu. Uit de eitjes die gelegd worden (elk apart, op een met zorg uitgezochte bloemstengel) komen rupsen die, als ze volgroeid zijn, van de stengel naar beneden kruipen en op zoek gaan naar de beschutting van een bosrand of haag om te verpoppen. Daar blijft de pop zo’n negen maanden hangen, tot de rups veranderd is in een vlinder en ons weer rond Koningsdag verblijdt met zijn oranje vleugels.
Het oranjetipje is een echte ambassadeur voor goed vlinderbeheer. Hij laat namelijk heel duidelijk zien waarom bepaalde maatregelen nodig zijn. Zo moeten er bijvoorbeeld voldoende pinksterbloemen staan, met vruchtjes, bloemen én bloemknoppen, zodat de rupsjes genoeg te eten hebben. Die planten moeten blijven staan tot alle rupsen weggekropen zijn om te gaan verpoppen, en daarvoor hebben ze dan weer op ‘kruipafstand’ struiken nodig waarin de poppen vanaf juli tot april veilig kunnen blijven hangen. Bloemrijk grasland, variatie in begroeiing, niet alles (te vroeg) maaien: allemaal dingen waar veel vlinders (en andere insecten) blij van worden!
Mijn eerste oranjetipje zag ik in Zuid Limburg. Ik werkte nog niet bij De Vlinderstichting, had tot dan toe weinig oog gehad voor vlinders, maar ging met vriend Frank mee op zoek naar zeldzame orchideeën, vlinders en libellen. Op een mooi graslandje met veel pinksterbloemen aan zuidkant van het Savelsbos trokken patrouillerende mannetjes Franks aandacht en veroverden direct mijn hart. Op vrouwtjes heb ik langer moeten oefenen: met een ongeoefend oog liep ik vaak witjes achterna die bij nader inzien ‘gewoon’ een klein koolwitje of een
klein geaderd witje bleken te zijn!
Elk jaar verheug ik mij zeer op het oranjetipje. Dit jaar nog wat meer, omdat het nu ‘eigen kweek’ kan zijn. Vorig voorjaar heb ik voor het eerst in onze tuin een vrouwtje haar eitjes op pinksterbloemen zien leggen. Ik heb er stokjes bij gezet om te zorgen dat de planten niet afgemaaid of vertrapt zouden worden. Later zag ik etende rupsjes en ik heb de rupsen ook nog gezien toen ze (bijna?) volgroeid waren. De keer daarna waren ze verdwenen. In de dichte klimop heb ik de poppen niet terug kunnen vinden, maar ik hoop natuurlijk dat ze bij ons hebben overwinterd. Nu wacht ik dus vol spanning op onze vers ontpopte vlinders!