Gemeenten en omwonenden die sleedoornpages in hun plantsoen hebben mogen daar best trots op zijn, want hij is behoorlijk zeldzaam. Dit vráágt om een project met De Vlinderstichting: huis-aan-huis folders verspreiden in de straten in de buurt, een lezing in het wijkhuis, een eitjes-zoeken-in-de-winter-actie met buurtbewoners en ervaren tellers, een bord bij de betreffende struiken, oranje touwtjes bij de eitjes en een speciale beheerbrigade met gele (o nee, oranje) hesjes die wel snoeit, maar ook op de eitjes let. En dan in juli meedoen met de Tuinvlindertelling en goed opletten of je ‘m ook in je eigen tuin ziet!
Juist omdat de sleedoornpage een bedreigde vlinder is die ook gewoon in woonwijken voorkomt, is het een fantastische soort om het verhaal van ‘goed beheer’ zichtbaar te maken. Het vrouwtje legt haar eitjes op sleedoornstruiken, in de oksels van takken, op twee- of driejarig hout. Ja, het komt heel nauw. Dat jonge hout moet er dan wel zijn en daarom is flink terugsnoeien belangrijk. Maar… dat doe je in de winter, juist wanneer de eitjes erop zitten. Alles wegsnoeien betekent dus automatisch dat alle eitjes weg zijn en er dus in het voorjaar geen rupsen en in de zomer geen vlinders meer zullen zijn. Ook hier is dus weer het credo: niet alles in een keer snoeien, maar gefaseerd beheer!
Afgelopen jaar gingen de kinderen voor het eerst zelf op vakantie: reden voor ons om weer eens als vanouds in Nederland te gaan kamperen en te proberen alle Nederlandse vlinders en libellen weer eens ‘echt’ te zien. Een van de eerste soorten die we zagen was de sleedoornpage, op een sleedoornstruikje langs een pad in Zuid Limburg. Uiteraard niet als vlinder maar overwinterend als eitje. Dan kun je je natuurlijk afvragen: telt een eitje vinden als ‘de sleedoornpage gezien hebben’? Ik vind van wel, al moet ik zeggen dat ik meestal toch blijer word van een vlinder...
De sleedoornpage is een van mijn favorieten. Een prachtig vlindertje dat – helaas – lastig te zien is. Ze vliegen weinig en drinken vooral honingdauw van luizen in bijvoorbeeld berken. Vandaar de naam Thecla betulae, dat betekent 'van de berk'. De eerste keer dat ik de vlinder goed kon bekijken was in mijn eigen tuin, waar een oude pruimenboom stond weg te kwijnen. Mijn zoon Luuk – toen 7 jaar – kwam binnenrennen: “Titia, Titia, kom gauw, er zit een heel bijzondere vlinder in de tuin!” Nog maar net uit zijn poppenhuid gekropen zat hij te drogen op de stam. Prachtig!
Januari: de maand van de sleedoornpages. Niet omdat ze dan vliegen, maar omdat ze dan het gemakkelijkst te tellen zijn. In het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring zijn nu tientallen tellers op pad. Echte bikkels die – mits het niet sneeuwt – de kou trotseren om kleine witte stipjes te zoeken op sleedoornstruiken. Soms in natuurgebieden, maar ook gewoon in het plantsoen in woonwijken. Dat valt op: laatst werden twee van onze studenten aangesproken door de politie in Deventer: een bewoner vertrouwde het niet, twee van die jongens die daar achter haar huis in de bosjes aan het gluren waren…