geelsprietdikkopje Thymelicus sylvestris

Familie

dikkopjes (HESPERIIDAE)

Zeldzaamheid

Een bedreigde standvlinder die vooral voorkomt in een smalle strook langs de oostgrens, Zuid-Limburg en lokaal op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Het verspreidingsbeeld voor 2010 wordt gedeeltelijk vertroebeld door verkeerde determinaties (vaak verwarring met het zwartsprietdikkopje).

Rode lijst

bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Van begin juni tot midden juli in één generatie. De vlinders zijn vaak nectardrinkend te zien op akkerdistel, gewone braam en gewone rolklaver. De mannetjes vertonen territoriaal gedrag door vanaf een bloem indringers te verjagen.

Levenscyclus

Rups: van midden juli tot eind juni. De eiafzetting vindt plaats in rijen in de schede van grasbladeren of in bloeiaren. De soort overwintert als pas uitgekomen, nuchtere rups in een individueel coconnetje.

ei-afzet
Het vrouwtje is kieskeurig ten aanzien van de plaats waar zij de eitjes legt. Ze vliegt snel en laag boven de vegetatie, op zoek naar een groepje bloeiende grassen. Als ze een geschikte plant heeft gevonden, drukt ze het achterlijf tegen de stengel en loopt al tastend achterwaarts naar beneden. Soms onderzoekt het vrouwtje deze spriet wel een kwartier lang voordat ze een lange rij eitjes afzet in de schede van het gras.

rups en verpopping
Wanneer de eitjes uitkomen, eten de rupsen eerst hun eischaal op. De rupsen blijven in de schede van de grasspriet en spinnen elk een klein, zijden coconnetje om zich heen waarin ze overwinteren. Al in het vroege voorjaar worden de rupsen weer actief en verlaten hun winterverblijfplaats. Overdag verschuilen ze zich in een bijeengesponnen blad, 's nachts eten ze de jonge bladeren. De rupsen zijn aan het begin van de zomer volgroeid. Dan verpoppen ze zich in een los spinsel tussen de grasbladeren.

vlinders
De eerste vlinders verschijnen in juni. Ze voeden zich met nectar van verschillende gewassen, bijvoorbeeld akkerdistel, gewone braam of gewone rolklaver. Het geelsprietdikkopje blijft vaak trouw aan één soort nectarplant, ook als er andere geschikte bloemen voorhanden zijn. De mannetjes verdedigen vanaf een bloemhoofdje een territorium waaruit indringers worden verjaagd. Soms patrouilleren ze en zoeken actief vliegend naar een vrouwtje. Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is hoog, zo'n 16 tot 64 individuen per hectare.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Small Skipper

Duitse naam

Ockergelber Braundickkopffalter, Braunkolbiger Braundickkopffalter

Franse naam

La Bande Noire

Oud Nederlandse naam

bosdikkopje, geel dikkopje, gestreept dikkopje

Synoniemen

Adopoea sylvestris, Thymelicus flava, Adopoea flava, Thymelicus thaumas, Adopoea thaumas, Hesperia linea, Hesperia thaumas, Adopaea thaumas

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Thymelicus: thumelikos is een koorlid in Griekse drama's. Het koor werd gevormd door de dansers en de naam heeft relatie met de levendige manier van vliegen van de vlinders.
sylvestris: silvestris of sylvestris is behorend bij het bos; nogal onlogisch omdat deze soort vooral op ruig grasland voorkomt. Deze naam bleek trendsettend want ook andere namen van dikkopjes verwijzen naar bos, naar jagen en naar bosgoden.

Auteursnaam en jaartal

(Poda, 1761)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 12-15 mm. De vleugels zijn lichtbruin tot geel zonder tekening op de bovenkant van de vleugels. De geurstreep van het mannetje loopt niet evenwijdig aan de aders op de voorvleugel. Op de onderkant van de voorvleugel heeft de vleugelpunt vaak een andere kleur (groenbruin) dan de rest van de vleugel. De onderkant van de sprietknop is geelbruin. Vanaf medio juli kunnen oude zwartsprietdikkopjes door het verlies van schubben ook een bruinige onderkant van de sprietdknoppen. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.

Kenmerken rups

Tot 21 mm; lichaam vrij fors, toelopend naar beide lichaamsuiteinden; groen met een lichtgeel afgezette donkergroene rugstreep met een weerszijden een geelachtig witte band; nog een geelachtig witte band bevindt zich op beide flanken onder de spiracula; de grote ronde kop is groen.

Gelijkende soorten vlinder

Bij het zwartsprietdikkopje is de onderkant van de sprietknop zwart; bovendien loopt de geurstreep van het mannetje evenwijdig aan de aders op de voorvleugel.
Zie ook de artikelen op de pagina Meer lezen over deze soort. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details. Soms wordt ook het groot dikkopje aangezien voor een geelsprietdikkopje; daarvan is de vleugeltekening echter duidelijk anders en zijn de uiteinde van de voelsprieten duidelijk gebogen.

Gelijkende soorten rups

Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola), bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) en spiegeldikkopje (Heteropterus morpheus).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

Gelijkende soorten vlinder

Gelijkende soorten rups

Bescherming

Concrete bedreiging

De oorzaak van de achteruitgang van het geelsprietdikkopje is onbekend.

Aanbevolen beheersmaatregel

Plaatselijke beheermaatregelen bij ruigte en graslanden op beschutte plaatsen in natuurgebieden en bermen kunnen de stand beïnvloeden. Een gunstige maatregel is bijvoorbeeld het invoeren van een gefaseerd maaibeheer, waardoor de rupsen hun levenscyclus kunnen voltooien; ze overwinteren namelijk relatief hoog in de overjarige vegetatie. Deze soort bleek, net als het zwartsprietdikkopje, in aantal toe te nemen als de randen van hooilanden regelmatig niet worden gemaaid. Ook blijkt uit onderzoek in Groot-Brittannië dat hij gebaat is bij een beheervorm waarbij een gedeelte van de vegetatie blijft overstaan.
Voldoende bloemaanbod in de maanden juli en augustus heeft eveneens een positief effect. In grotere gebieden kan een zeer extensief begrazingsbeheer gewenst zijn.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Vooral in ietwat ruigere graslanden.

Het geelsprietdikkopje leeft vooral in ruige graslanden die tegen de wind beschut zijn en bij ruigten in open plaatsen in bossen. Op de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug vaak in iets verrijkte plekken in een voedselarme omgeving, zoals wildweides of kleine, extensief beheerde graslanden. Bomen en struiken geven beschutting tegen de wind terwijl in de ruigte nectar- en waardplanten te vinden zijn. Belangrijk is de aanwezigheid van overjarige grassen met in het najaar afgestorven bladeren waarop de eitjes worden afgezet. De gebieden waar de vlinders vliegen kunnen zowel vochtig als droog zijn.

Planten

Waardplanten zijn diverse breedbladige grassoorten die al in het voorjaar voedzame scheuten hebben, zoals geknikte vossestaart, duinriet, kweek, gestreepte witbol, gladde witbol, timoteegras en pijpenstrootje.

Waardplant

Kortsteel
Brachypodium

Duinriet
Calamagrostis

Kweek
Elytrigia

Zwenkgras
Festuca

Witbol
Holcus

Timoteegras
Phleum

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie dikkopjes (HESPERIIDAE)

Alle soorten uit deze familie