Zonder titel
Vlinders in de tuin
De bloemen blozen kleurrijk
Vlinders in hun buik
Betsy Hengeveld
De vlinder of het ei
Ze dacht de eerste te zijn, was alles wat bestond.
Vlinderei volmaakte vorm, kleuren goed en rond.
Het stille leven, in zichzelf eeuwigheid bewust.
Knaagde zich naar buiten toe… een rups.
Rups vreten als het kon, zo goed zijn jas vervellen.
Een leven zonder bladeren, was niet voor te stellen.
Etend werd er doorgegroeid, nieuw domein bewust.
De laatste jas cellulose goed, paste perfect, pop!
Pop, dit is het wel, veilig levend, bekwaam.
Had zekerheid, eeuwig geluk, verstaan.
Binnenin, haar eigen wezen bewust.
Leefde zij volop in haar buik vlinders!
Fladderen tussen bloemen, dronken als een honingbij.
Schoonheid die oneindig was, op brandnetel een ei.
Lange roltong dronk heel zacht, haar laatste beker uit.
Om in een roes zich af te vragen, wie er eerder was.
Jan Bouwmeester
Vleugels van satijn
nu de lucht geklaard is,
laat ik d’aarde los
én misschien ben ‘k morgen,
al voorbij de zon
mag ik jou nog even dragen,
voor ik gewichtloos word
of wil je nog wat praten,
over die mooiste nacht,
toen jij mij vleugels gaf
nu de lucht geklaard is,
laat ik alles los
jij tooide mij met vleugels,
hoog en wijd gespreid
zodat ik m’n hele leven,
héél vrij mijzelf kon zijn
die nacht, vermomd als vlinder,
zijn vleugels waren wij,
vleugels van satijn.
Kerima Ellouise & Guido De Pelsmaeker
De poppenkast
het moment van de metamorfose
vindt plaats in de poppenkast
geen geschraap van de kaken van rupsen
geen geslurp van de nectar uit bloemen
geen gefladder van vleugels de vlinders
verlaten de kast aan de achterkant
de poppen zijn ingevlogen
vliegtuigruimen vol coconnen
en wij die door de tuin met tropische vlinders
liepen, de rupsen langs nerven van bladeren
zochten, en de vochtige hitte afveegden-
wij staan ademloos voor de poppenkast
bij de Vlindertuin Vlinders langs de Vliet
Yolande de Kok
Zonder titel
Mijn vleugels.
Kunnen zij mij dragen?
Ik fladder omhoog.
Al mijn kleuren
glanzen in het licht.
Ik ben een bloem,
losgeraakt van de Aarde.
De stille roep,
die ik nooit eerder verstond,
laat mij neerdalen
op een bloemkelk,
waar ik een groet breng
aan de Zon.
Ik ben Vlinder.
Tineke Beukhof