Vlinders
De vlinder is fladderkampioen,
zó kan alleen die dat doen.
Die fladdert alleen,
of om elkaar heen.
Dat noem je dan de bruiloftsvlucht,
ja, dat doen zij in de lucht.
De meeste vliegen bij dag,
en sommigen bij nacht.
Hun levenscyclus gaat via rups naar pop,
En begint overnieuw het jaar daarop.
Ze hebben verschillende kleur,
en geven de tuin zó fleur.
Wat bloemen betreft hebben ze hun wensen,
ja, net zo kieskeurig als mensen.
Wil je een vlinderparadijs,
Zorg dan voor nectar als spijs.
De rups wenst andere planten als waard,
Die moet je dus ook hebben in je gaard.
Dan zul je hebben veel plezier,
Met dit fleurige dier.
Paul ten Hove
VLINDERS
Verrassend
Sterk en broos
Dansende kleuren
Zo vrij
Met al dat fladderen
maak jij me blij!
Hilde Bex
Vlindertje
Een vlindertje vloog opeens in mijn decolleté
en reisde zo een eindje met mij mee.
Het fladderde tussen mijn warme huid en wit katoentje.
Het was een warm, welkom zomerzoentje.
Annette van Raay
Gis
Florerende vleugels overtreffen;
ieder aanwezig schouder des,
graspalm bij noodsein.
Miranda Keuter
Zonder titel
Net als een vlinder met haar vleugels.
Kwetsbaar, vederlicht, maar toch ook sterk op haar manier.
Net als de zee zo onvoorspelbaar is als het leven.
Leeft ook de Parelmoervlinder maar even.
Ongrijpbaar, want de golfjes kabbelen toch ook hun eigen lied.
Net als de Dagpauwoog die je onverwachts ineens op een bijzonder plekje ziet.
Soms is het beter om niet alles over het ontstaan en het eindigen te willen begrijpen.
Maar gewoon hier in het nu aan de kant naar al het moois te kijken.
Laat het ritme van het leven zich ontvouwen net als de golven in de zee.
Ze zullen niet eindigen maar opgaan in een groter geheel.
Zo staat geschreven met mijn gouden penseel.
Saskia van Aken
Zonder titel
Ik verlies de stilte
en vind die niet terug,
zoals een vlinder de zon:
de stilte is minder van mij
dan licht van de fladderaar;
ik wil van Vlinder leren
Anita Botman
Verder
ze tilde zichzelf op, dat ze kon zweven, of ik
het wilde zien, liep ze een eindje zonder de grond
te raken, het was een gebrek aan zwaartekracht
dat haar opbrak, hing ze zich als vitrage voor de
ramen, kon ik van binnen door haar heen kijken,
van buiten niet, of ik het misschien wilde zien,
ze lichtte haar hielen, zeilde ze als weesvlinder
door een wintertuin, dat ze behoefte had aan
houvast, ik wist het niet, een verdorde bloemknop
om op te zitten, had ik haar mijn hand gegund,
mijn gewicht tegen haar aan gelegd, had ik haar
uit de lucht gegrepen, riep ze me immers nog,
durfde ik niet te kijken, bang dat ze vleugels
zou breken, als bevroren papier, schreef ze hoog
haar vallende brief, was ze gevlogen, verder
Onno-Sven Tromp
Eéndagsvlinder
Eéndagsvlinder …….
waarom blijf je niet wat langer
één dag is echt te kort.
Ik wil me aan je hechten
en zien wie je wordt.
Eéndagsvlinder …….
waarom blijf je niet drie dagen.
De dag van je geboorte.
De dag dat je leeft.
De dag dat je sterft.
En wiens liefde geeft.
Eéndagsvlinder …….
waarom blijf je in herinnering
herinnering van één dag
die zich uitstrekt over jaren.
Route onafgelegd en onbekend
fladderend van bloem tot bloem.
Jouw leven onbestemd.
Eéndagsvlinder …….
diep in mijn hart blijf je langer
één dag die eeuwig duurt
verbonden met al wat leeft.
Reizend door het diepst van mijn ziel
leg ik mijn tranen bloot.
Je blijft altijd bij me
koesterend tot aan mijn dood.
John Keunen
Zonder titel
Ze vloog mij aan
in een
ronde baan
daar zat zij
en keek naar mij
door de wind
gefladder
flippen
ze was mijn hoop
licht, oranje
witte stippen
haar vragen
niet te verdragen
maar ondanks
die grote zwarte ogen
ben ik wanhopig weggevlogen
De vlinder
Zweitze W. Hofman
Ego, papilio
Breintjes tussen bakzeiltjes
door de wind ploegend,
flakkerend witje, ontsnapt uit
de rups tijdens een kermesse d’été,
dronken luchtscheepje, wiedend
het spoorloze, hakkelend zieltogend,
parkerend in rozen, in lichtkegels
vibrerend, lastpakken afwerpend,
lustoorden visiterend, zigzaggend
gelijk onze ego’s, zilver knipperende
heggescharen mijdend, mastodonten
overdonderend, onscherp tegen de witte
zomerhoed van een wandelaarster
die verstrooid haar jurk optilt om
in de valkuil te stappen waarin mijn ego
haar schuldeloos bezwaddert; liederlijk
dronken kus je de avondlucht die terugkust,
jij vlammetje lelieblank als haar kamerscherm
waarachter bevlogen papieren zich krullend
meuken, niet beklijvend, je met adertjes
doorzworven nerven, jakkerend, doeldolend:
Op het veld van vrees groeien
Geen madeliefjes maar angstjes.
Wijnand Steemers