Eind juni-begin oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: maart-juli. De rups leeft in de stengel en de wortel van de waardplant. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
Crescent
Schwertlinieneule
niet bekend
Gortyna leucostigma, Luperina fibrosa, Celaena leucostigma
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
De gele lis is een belangrijke waardplant voor deze boorder.
leucostigma: leukos is wit en stigma is een vlek, naar de kleine bleke niervlek.
(Hübner, 1808)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorrand en de achterrand van deze chocoladebruine of roodachtig bruine uil vormen een vrij rechte hoek en de vleugelpunt is scherp. Opvallend is de wit of crèmekleurig omrande niervlek, waarin een witachtig halvemaanvormig vlekje ligt. Sommige exemplaren zijn vrij effen getekend; van de tekening zijn vrijwel alleen de niervlek en een donkere golvende zone langs de achterrand zichtbaar. Ook komen exemplaren voor met een duidelijker afstekende tekening; vanuit de witachtige niervlek lopen één of twee witte aders het zoomveld in en er loopt vaak een witte ader richting de vleugelwortel. Bovendien hebben deze exemplaren een opvallende lichte band in het zoomveld, waarvan de binnenrand duidelijk recht is; de band contrasteert met de donkere zone langs de achterrand. Zowel de grootte als de kleur zijn variabel.
Tot 32 mm; huid zacht en glad, enigszins glinsterend; lichaam donker grijsachtig bruin, soms met een groenachtige zweem, met over de rug drie iets lichtere lengtestrepen; stippen donkerbruin en opvallend; nekschild op segment één glimmend zwart; kop glimmend bruin.
De Amphipoea-soorten hebben een groot aantal fijne dwarslijnen op de voorvleugel. Zie ook de halmrupsvlinder (Mesapamea secalis), het weidehalmuiltje (M. secalella) en de wollegras-uil (Celaena haworthii).
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen. Wijdverbreid in alle provincies en lokaal talrijk. In Wallonië zeer zeldzaam, met enkel recente waarnemingen uit Henegouwen.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Europa: noordelijk tot Noord-Schotland, Midden-Scandinavië en Karelië. Naar het zuiden tot in de zuidelijke Alpendalen van Zuidoost-Frankrijk tot Slovenië, Joegoslavië, Bulgarije (een geïsoleerd voorkomen op Sardinië en een enkele vangst in Midden-Griekenland). Dwars door Noord- en Midden-Azië, zuidelijk tot de Kaukasus en verder tot Noord-China, Korea en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral moerassen en rietlanden.
Gele lis en galigaan; mogelijk ook pijpenstrootje.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting