Eind februari-begin juni in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer; ze bezoeken bloemen van sleedoorn en wilgenkatjes.
Rups: april-juni. De rupsen leven eerst in de zich ontwikkelende knoppen van de waardplant, daarna in samengesponnen uitlopers of bladeren; grotere rupsen verbergen zich overdag in de strooisellaag. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Common Quaker
Rundflügel-Kätzcheneule
la Téniocampe constante , l'Orthosie du cerisier
quakeruiltje, rood en grijsvlinder, standvastige vlinder
Orthosia juncta, Orthosia stabilis, Monima stabilis, Taeniocampa stabilis
Voorjaarsuilen vliegen vroeg in het jaar. De meeste zijn Orthosia-soorten.
Orthosia: orthosis is recht maken. De aandacht wordt erop gevestigd dat dit genus anders is dan b.v. dat van Lacanobia, dit genus heeft een rechte subterminale lijn. Orthosia was ook een aanroepnaam van Artemis en waarschijnlijk had Ochsenheimer beide mogelijkheden in gedachten.
cerasi: Prunus cerasus is zure kers, een mogelijke voedselplant; de rups is polyfaag op bomen.
(Fabricius, 1775)
Voorvleugellengte: 13-17 mm. Deze Orthosia-soort is te herkennen aan de afgeronde voorvleugelpunt, de opvallende licht omlijnde, grote ringvlek en brede niervlek en de gelijkmatig grijze achtervleugel. Ook de lichte, aan de binnenzijde iets donker afgezette golflijn op de voorvleugel valt op. De zeer variabele bruine grondkleur loopt uiteen van licht zandkleurig bruin via warmbruin en oranjeachtig of grijsachtig bruin tot zwartachtig bruin. Soms is een lichte tapvlek aanwezig.
Tot 40 mm; plomp; lichaam groen met geelachtig witte spikkels en geelachtige ringen tussen de segmenten; over de rug een geelachtig witte middenstreep en een kleine identieke lengtestreep over de spiracula; achter de kop en op de rugzijde van het elfde segment opvallende gele dwarsbanden; kop licht bruinachtig groen.
De kleine voorjaarsuil (O. cruda) is doorgaans kleiner, heeft een smalle niervlek en een minder opvallende golflijn die nooit donker is afgezet. De eikenvoorjaarsuil (O. miniosa) heeft een warm oranjebruine middenband, een rozeachtig witte achtervleugel en mist de opvallende, regelmatige golflijn. De sierlijke voorjaarsuil (O. gracilis) is groter en heeft een spitsere vleugelpunt; de voor deze soort typische zwarte spikkeling ontbreekt bij tweestreepvoorjaarsuil. Zie ook de roodbruine herfstuil (Agrochola nitida).
Sommige stofuilen hebben een vergelijkbare tekening, maar zijn duidelijk kleiner en missen de opvallende golflijn; bovendien overlapt de vliegtijd weinig.
Sierlijke voorjaarsuil (Orthosia gracilis), variabele voorjaarsuil (Orthosia incerta), nunvlinder (Orthosia gothica), katwilguiltje (Brachylomia viminalis), bruine essenuil (Lithophane semibrunnea), gageluil (Lithophane lamda), eikenuiltje (Dryobotodes eremita), hyena (Cosmia trapezina), roestuil (Mniotype satura), gele granietuil (Polymixis flavicincta) en maanuiltje (Cosmia pyralina).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land. Lokaal soms talrijk.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Het Iberisch schiereiland en heel Europa tot Oost-Azië. In het noorden tot Zuid-Scandinavië. In het zuiden het Middellandse Zeegebied en tot Klein- en Voor-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen, graslanden, parken en tuinen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting