Begin juli-half augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen. Ze kunnen overdag worden aangetroffen op bloemen van knoopkruid.
Rups: april-juli. De rups is zowel overdag als ´s nachts actief. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond. De soort overwintert als ei.
Dusky Sallow
Ockerfarbene Queckeneule
la Noctuelle jaunâtre
Ilarus ochroleuca, Hadena ochroleuca
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Door kleur en tekening is op de voorvleugels een gevlamd uiterlijk ontstaan.
Eremobia: eremos is alleen, gedeserteerd en bioo is wonen. Hiermee doelt Stephens op het habitat van deze soort: 'in de zon liggende heideachtige duinen', de nadruk ligt op de geïsoleerdheid en niet op de droogheid van het gebied. De soort was een zeldzaamheid.
ochroleuca: okhros is bleek geel en leukos is wit, doelend op de grondkleur van de vlinder.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze uil is goed te herkennen aan de bont geschakeerde bruinachtige voorvleugel met de grillige middenband; de tinten bruin zijn variabel, maar de tekening is constant. De lichte geelbruine grondkleur wordt afgewisseld met olijfbruine of roodachtig bruine tinten, de vleugelzoom is licht strokleurig en de franje is geblokt. Opvallend is de brede grillige band in het middenveld. Het middelste gedeelte daarvan is donkerbruin, sterk getand en halverwege smal toegeknepen of onderbroken. Aan beide zijden van de band ligt een dikke onregelmatige en sterk contrasterende witte rand, die vooral aan de buitenzijde vrij breed kan zijn. De achtervleugel is bruinachtig grijs met een donkerdere zoom.
Zie de oorsilene-uil (Hadena irregularis).
Van deze soort zijn geen recente waarnemingen bekend. In 2021 werd de gevlamde grasuil waargenomen in Zeeland. Er werden zo'n 30 exemplaren aangetroffen. In 2017 was de soort ook gezien nabij Borsele. De laatste waarneming van daarvoor dateert uit 1971 in Limburg.
Zeer zeldzaam. Uitgestorven in nagenoeg alle Belgische provincies, maar houdt stand in het West-Vlaamse Heuvelland en de Gaume.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Zuid- en Midden-Europa, noordelijk tot Midden-Engeland, Zuid-Noorwegen (twee meldingen), Zuid-Zweden, Zuid-Finland (drie vangsten) en Karelië. Naar het zuiden tot de Middellandse Zee (behalve Corsica, Sardinië en de Balearen). In Voor-Azië tot Armenië en Iran.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden en andere grazige plaatsen; ook bosranden, wegbermen en spoordijken.
Diverse grassen, waaronder kropaar, glanshaver en kweek; ook granen.