Begin augustus-half oktober in één generatie. De vlinders komen op licht en soms op smeer; ook bezoeken ze bloemen van struikhei.
Rups: oktober-mei. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de grond. De soort overwintert als jonge rups in de strooisellaag.
Autumnal Rustic
Graue Spätsommer-Bodeneule
la Noctulelle à L double
Paradiarsia glareosa, Agrotis glareosa, Amathes glareosa, Rhyacia glareosa, Orthosia hebraica
De herfstuilen vliegen in het najaar.
De grondkleur van deze soort is veelal egaal grijs.
glareosa: glareosus is grind, hetgeen waarschijnlijk wijst op een habitat als steenrijk zand of strand met grind.
(Esper, 1788)
Voorvleugellengte: 15-16 mm. De grondkleur van de smalle, tamelijk hoekige voorvleugel is doorgaans roodachtig asgrijs. Kenmerkend is het zwartachtige veld in de vorm van een aambeeld tussen de ringvlek en de niervlek. In het wortel- en middenveld liggen meerdere zwarte vlekjes die vanaf de voorrand tot halverwege de vleugel twee onderbroken zwarte dwarsbandjes lijken te vormen. De tekening varieert weinig. De achtervleugel van het mannetje is wit, die van het vrouwtje grijs bestoven.
Vrij algemeen. Komt voor in het midden, zuiden en zuidwesten van het land. RL: niet bedreigd.
Zeldzaam maar wijdverbreid in de Kempen; lokaal algemeen. Bekend van één locatie in Oost-Vlaanderen. In Wallonië vrij zeldzaam, maar wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
West- en Midden-Europa, Marokko. Naar het oosten, waar de verspreiding steeds verbrokkelder wordt, de Alpenzuidrand (Noord-Italië), Slowakije en Polen. Naar het noorden West- en Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden, Estland en Zuid-Finland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Heiden, ruige graslanden en andere open grazige plaatsen; ook moerasachtige gebieden en open bossen.
Diverse grassen en kruidachtige planten, waaronder weegbree, zuring, havikskruid, struikhei, walstro en wilde hyacint; in het voorjaar ook berk, brem, bosbes en wilg.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
oostelijke monnik
Cucullia fraudatrix
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma
zandstofuil
Caradrina selini
steenrode grasuil
Apamea lateritia
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
variabele w-uil
Lacanobia suasa