Eind juni-eind september in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht; overdag bezoeken ze bloemen van onder andere distels. Verse vlinders zijn soms ongeveer een uur na zonsondergang in de grasvegetatie te vinden, waar ze zitten te rusten om hun vleugels te laten drogen.
Rups: april-juli. De rups eet van de stengel en de wortels van de waardplant en verpopt zich tussen de wortels. De soort overwintert als ei.
Burren Green
Grüneule
la Verdoyante , la Verdurette
Calamia virens, Luceria virens, Luperina virens
Dit is een prachtige groene uil die aan grazige omgeving en heidevelden gebonden is.
Calamia: kalamos is riet, naar de habitat verwijzend.
tridens: tridens is drievoudig getand. Hoefnagel beschrijft drie soms aanwezige vlekjes in de niervlek.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 17-18 mm. Deze uil is goed te herkennen aan de effen lichtgroene kleur van de voorvleugel en het lichtgroene borststuk. De enige tekening op de voorvleugel bestaat uit een witte, vaak enigszins lichtbruin getinte ringvlek en niervlek, die beide zeer zwak kunnen zijn. In de loop van de vliegtijd vervaagt de groene grondkleur tot groenachtig wit of zelfs bijna wit. Door de voor uilen karakteristieke vleugelvorm en rusthouding is echter geen verwarring mogelijk met andere witte nachtvlinders.
Bleke grasworteluil (Apamea lithoxylaea), okergele grasuil (Apamea sublustris), graswortelvlinder (Apamea monoglypha) en moeras-grasuil (Lateroligia ophiogramma).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: kwetsbaar.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Beperkt tot de Antwerpse en Limburgse Kempen en enkele vindplaatsen in Oost- en West-Vlaanderen, waar de soort sterk achteruitgaat. Uitgestorven in Wallonië.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa: naar het zuiden tot Zuid-Spanje, Midden-Italië, Noord-Griekenland en Bulgarije, naar het noorden tot de westkust van Ierland (ssp. occidentalis Cockayne, 1954), Denemarken, Zuid-Zweden, Zuid-Finland en Estland. Naar het oosten in noordelijk Midden- en Voor-Azië tot Oost-Toerkestan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden en heiden.
Diverse grassen, waaronder pijpenstrootje en bochtige smele.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting