Begin juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups in de grond bij de wortels; ook de verpopping vindt daar plaats.
Light Arches
Weisslichgelbe Grasbüscheleule
la Doucette
Luperina lithoxylaea, Apamea lithoxylea, Parastichtis lithoxylea, Luperina lithoxylea
De bleke grasworteluil overwintert als rups in de grond bij de wortels van grassen en ook de verpopping vindt daar plaats.
Deze soort is de bleekste van de grasworteluilen.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
lithoxylaea: lithos is een steen en xulon is hout, wijzend op de korrelige tekening op een steenkleurige ondergrond.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 18-21 mm. De tamelijk spits toelopende voorvleugel is licht strokleurig geel en is fijn getekend met donkere lijnen en stippen. Kenmerkend is de onvolledige middenschaduw in de vorm van een vage bruine veeg die vanaf de voorrand schuin het middenveld insteekt. Een ander kenmerk is de korte zwartachtige streep (enigszins in de vorm van een zeis) die, dicht bij de binnenrand van de vleugel, de begrenzing vormt van deze middenschaduw. Beide centrale dwarslijnen zijn zichtbaar als een onopvallende dubbele rij stippen; de buitenste dwarslijn is het duidelijkst. Er is weinig variatie.
De okergele grasuil (A. sublustris) heeft een kortere bredere en minder spits toelopende voorvleugel en een warmere gele kleur met een roodachtige tint; de middenschaduw is duidelijker zichtbaar en de zwarte lijn dicht bij de binnenrand heeft nooit de vorm van een zeis. Ook is bij de okergele grasuil de bovenzijde van het borststuk donkerder van kleur dan de voorvleugel; het donkere deel langs de achterrand steekt duidelijk af tegen de rest van de voorvleugel.
Okergele grasuil (Apamea sublustris), graswortelvlinder (Apamea monoglypha), moeras-grasuil (Lateroligia ophiogramma) en groene weide-uil (Calamia tridens).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het land voor; weinig waarnemingen uit Friesland, Drenthe en Flevoland. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa en Voor-Azië tot Armenië. Noordelijk tot Schotland en Zuid-Scandinavië, naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Zuid-Italië, Sicilië en Noord-Griekenland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, bosranden en andere grazige plaatsen; ook tuinen.
Diverse grassen, waaronder straatgras.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting