Begin juli-eind september in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en vooral het mannetje komt op licht.
Rups: april-augustus. De rups leeft in de stengel van de waardplant en verpopt zich in een dode stengel met de kop omhoog. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Rush Wainscot
Teichröhricht-Schilfeule
la Nonagrie de la canne
Archanara cannae, Nonagria cannae, Archanara algae, Nonagrai algae, Capsula algae
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
Deze soort heeft een aantal moerasplantensoorten als waardplant.
algae: waarschijnlijk werd abuisivelijk gedacht dat alg een voedselplant zou zijn. Ochsenheimer (1816) veranderde de naam naar cannae is riet.
(Esper, 1789)
Voorvleugellengte: 14-18 mm. Het mannetje van deze uil is goed van de gelijkende soorten te onderscheiden door de oranjebruine grondkleur van de voorvleugel. Het vrouwtje is groter en meer bruingeel van kleur. De rechte achterrand en de gebogen voorrand vormen samen een bijna rechte hoek en de vleugelpunt is vrij scherp. Op de tamelijk effen ondergrond is een diffuse donkere bestuiving aanwezig; langs de hoofdader ligt daardoor een korte centrale veeg, waarin de niervlek als een kleine donkere vlek zichtbaar is. Van de centrale dwarslijnen is de uit stippen bestaande buitenste dwarslijn duidelijk zichtbaar. De franjelijn is dun en ononderbroken.
Tot 50 mm; lang en slank; lichaam bleek, doorschijnend groen; lijkt sterk op G. sparganii, maar de kop is donkerder getekend.
Zie de gestippelde rietboorder (Lenisa geminipuncta), de egelskopboorder (G. sparganii), de herfst-rietboorder (Rhizedra lutosa), de zeggeboorder (Denticucullus pygmina) en de stippelrietboorder (Protarchanara brevilinea).
Egelskopboorder (Globia sparganii).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Komt zeer verspreid over het land lokaal voor. RL: gevoelig.
Wellicht verdwenen. Historische meldingen uit alle Belgische provincies, behalve Luxemburg, maar recente waarnemingen ontbreken.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Lokaal in Europa, noordelijk tot Zuid-Engeland, Zuid-Ierland, de zuidelijke delen van Scandinavië en Estland. Naar het zuiden tot Noord-Spanje, Midden-Italië, Slovenië, Albanië en Bulgarije. Verder Turkije, de Krim en de Kaukasus.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Oevers van rivieren, meren en sloten, natte weilanden en moerasachtige gebieden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting