Eind mei-begin augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering tot middernacht en komen zowel op licht als op smeer. Omdat de vlinders tamelijk honkvast zijn, zijn lichtvallen die in de buurt van een braamstruweel worden opgesteld, het meest geschikt om de aanwezigheid van de soort vast te stellen.
Rups: juli-mei. De rups overwintert in de strooisellaag, vaak onder braamstruiken en daar vindt ook de verpopping plaats.
Shaded Fan-foot
Braungestreifte Spannereule
l'Herminie des ronces
Polypogon tarsicrinalis, Zanclognatha tarsicrinalis
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
Midden over de voorvleugel loopt een donkere schaduwlijn.
Herminia: herminia is een latijnse vorm van het Franse herminé, met doorntjes van hermelijn, naar de haarplukjes op de poten die vergeleken worden met hermelijnen kragen op mantels. Deze naam had aanvankelijk de status van familie.
tarsicrinalis: tarsus is een deel van een poot en crinis is haar; naar de schubbenborsteltjes op de voorpoten van de mannetjes.
(Knoch, 1782)
Voorvleugellengte: 12-14 mm. Deze snuituil heeft een lichte bruine tot roodachtig bruine, soms purperachtig getinte, fijn bestoven voorvleugel. De vleugelpunt wijkt iets naar buiten. Over de vleugel lopen drie donkere dwarslijnen, waarvan de binnenste dwarslijn en de golflijn vrij recht zijn en de buitenste dwarslijn enigszins golvend is. Kenmerkend is de diffuse, maar duidelijk zichtbare bruine middenschaduw, waarin (of waarnaast) de smalle gebogen niervlek ligt. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende ‘snuit’, gevormd door de lange palpen.
De golflijn op de voorvleugel van de boogsnuituil (H. grisealis) is gebogen en eindigt in de vleugelpunt. Zie ook de lijnsnuituil (Herminia tarsipennalis) en de maansnuituil (Zanclognatha lunalis).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Een zuidelijke en zuidoostelijke soort. Naar het noorden tot de Noordzee en de Oostzee. In het zuiden: van het noorden van het Iberisch schiereiland via Noord-Italië, de Adriatische kust en Zuid-Bulgarije tot de Kaukasus. Naar het oosten tot de Grote Oceaan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Afgevallen blad van braam; mogelijk ook verdorde bladeren van andere planten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting