Half maart-half mei in één generatie. De vlinders rusten overdag op boomstammen of paaltjes. Ze vliegen vanaf de schemering, komen op licht en bezoeken wilgenkatjes.
Rups: mei-juli. De soort overwintert als pop.
Early Tooth-striped
Hellgrauer Lappenspanner
la Lobée , la Phalène du charme
Lobophora carpinata, Nothopteryx carpinata, Lobophora lobulata
De blokspanners hebben donkere aders en dwarslijnen die samen op de voorvleugels een blokkenpatroon vormen.
De vliegtijd van deze blokspanner is eind april al bijna voorbij.
Trichopteryx: trikhous is drie omvattend en pteron is vleugel; van de lob aan de achtervleugel van het mannetje die gezien wordt als derde vleugel.
carpinata: Carpinus is het plantengeslacht haagbeuk, niet de meest in het oog springende waardplant.
(Borkhausen, 1794)
Voorvleugellengte: 13-18 mm. Een erg variabele spanner, die echter goed te onderscheiden is van andere voorjaarssoorten. De brede, enigszins afgeronde voorvleugel (die van het mannetje is iets spitser dan die van het vrouwtje) is meestal lichtgrijs; soms donkerder of met een bruine of groene tint. Verse vlinders hebben langs de voorrand soms een duidelijke roze zweem. De centrale dwarsbanden zijn meestal vaag.
Tot 23 mm; lichaam blauwachtig groen met smalle witte ringen tussen de segmenten; onder de spiracula een brede, crèmekleurige lengtestreep; anaalsegment opvallend gepunt, ook crèmekleurig; kop grijsachtig groen.
Zie de lichte blokspanner (Lobophora halterata). Mannetjes van de kleine wintervlinder (Operophtera brumata) hebben rondere vleugels; de vliegtijd van beide soorten overlapt niet.
Ligusterblokspanner (Trichopteryx polycommata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het land voor; vooral op de zandgronden. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen vrij algemeen ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel, zeldzamer in Oost-Vlaanderen en nagenoeg ontbrekend in West-Vlaanderen. Lokaal talrijk. In Wallonië wijdverbreid en algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Spanje, via Frankrijk en de Britse eilanden en via Midden- en Oost-Europa tot Siberië; in het noorden tot in Lapland; in het zuiden: van Corsica via Italië en de Balkan tot Noord-Kazachstan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, duinen, heiden met struweel en moerassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting