Eind april-half juli in één generatie. De vlinders worden overdag soms van de waardplant opgejaagd. Ze komen ´s nachts in kleine aantallen op licht en gaan dan vaak naast de lichtval zitten. De vrouwtjes worden ook af en toe laat in de middag vliegend rond braamplanten waargenomen.
Rups: juli-september. De soort overwintert als pop in de grond.
Little Thorn
Zackensaum-Heidelbeerspanner
l'Épione étrangère
herculesje
Epione advenaria, Ennomos advenaria
Voor herculesspanner zie bij Selenia dentaria.
Deze soort is ontegenzeglijk kleiner dan S. dentaria maar verdere relatie is niet duidelijk.
Cepphis: kepphos is een kleine zeevogel; waarschijnlijk zonder enthomologische betekenis.
advenaria: advena is een bezoeker, een gast. Mogelijk doelt Hübner op de oorsprong van dit beestje: vele vrienden stuurden hem materiaal van heinde en ver.
(Hübner, 1790)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Rust met halfopen, boven de rug gehouden vleugels. De geringe grootte, de karakteristieke goudkleurige tekening en de grijze grondkleur zijn eveneens goede kenmerken; soms komen meer roodachtige exemplaren voor. Op de achtervleugel bevindt zich een duidelijke stip. De franje is opvallend geblokt. Het mannetje heeft geveerde antennen.
Kan verward worden met jonge rupsen van het herculesje (Selenia dentaria), het lindeherculesje (Selenia lunularia) en de halvemaanvlinder (Selenia tetralunaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor, vooral op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen vrij algemeen in de Vlaamse Ardennen en ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel; zeldzamer in West- en Noord-Oost-Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid en lokaal algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Bijna alle Europese landen. Van Noord-Spanje via de gematigde zone tot Oost-Azië, in het noorden tot Zuid-Scandinavië en in het zuiden tot Noord-Italië en de Balkan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Zonnige open bossen met lage begroeiing langs de paden en oude struwelen.
Vooral bosbes.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting