Begin mei-half oktober in twee generaties; de tweede generatie is talrijker dan de eerste. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: september-augustus. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon in de grond.
Vine's Rustic
Hellbraune Staubeule
l'Ambiguë
Caradrina ambigua
Stofuilen hebben een vale zandkleur. De vleugelschubben laten makkelijk los en na het vastpakken van de vlinder blijft een stofvlekje op de vingers achter.
Nederland ligt aan de Noordkant van het verspreidingsgebied. In Noord-Nederland al minder gewoon dan in Zeeland en Brabant.
Hoplodrina: hoplon is een wapen en het achtervoegsel -drina geeft aan dat er nauwe relatie is met het genus Caradrina. Alleen het genitaal 'wapen' verschilt.
ambigua: ambiguus is twijfelachtig. Waarschijnlijk over de onzekerheid of dit t.o.v. H. blanda wel een aparte soort moest worden.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Deze uil lijkt sterk op de andere Hoplodrina-soorten. De voorrand van de voorvleugel is vrijwel recht en de middenschaduw is slechts zwak zichtbaar. De ringvlek en de niervlek zijn regelmatig van vorm en relatief groot; beide hebben ongeveer dezelfde kleur als de ondergrond. De voorvleugel heeft een lichte tot donkere bruinachtig grijze kleur met een lichtgrijze bestuiving of is zilverachtig grijs van kleur. De achtervleugel is witachtig met een zwakke parelglans en heeft een smalle grijze zoom langs de achterrand; ook de aders zijn grijs. Vooral bij exemplaren met een relatief donkere voorvleugel is de witachtige achtervleugel opvallend.
De egale stofuil (H. blanda) is iets groter en heeft een bredere, iets stomper eindigende voorvleugel en een minder witte achtervleugel. De ringvlek is bij de egale stofuil altijd kleiner. De tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi) is groter, heeft een opvallende, vloeiende golflijn en meer afgeronde voorvleugel. Zie ook de gewone stofuil (H. octogenaria), de grijze stofuil (H. respersa), de huisuil (Caradrina clavipalpis) en de moerasspirea-uil (Athetis pallustris).
Drielijnuil (Charanyca trigrammica), gewone stofuil (Hoplodrina octogenaria) en egale stofuil (Hoplodrina blanda).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land. Soms talrijk.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noord-Afrika (Marokko tot Egypte) tot heel Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden slechts tot Zuid-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden en Letland. In Azië: Klein-Azië, de Kaukasus, Voor-Azië (Irsaël, Libanon, Irak, Iran) en Centraal-Azië (Afganistan, West-Toerkestan, Altaj).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse kruidachtige planten, waaronder paardenbloem, zuring, weegbree, sleutelbloem en kompassla.
Sla
Lactuca
Weegbree
Plantago
Sleutelbloem
Primula
Zuring
Rumex
Boerenwormkruid
Tanacetum
Paardenbloem
Taraxacum
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting