Oktober-eind april in één generatie; als de temperatuur voldoende hoog is, blijven de vlinders de hele winter actief. De vlinders komen matig op licht, maar goed op smeer; ze bezoeken bloemen en fruit en worden ook aangetrokken door sap van bloedende bomen. Soms worden vlinders rustend tussen opgestapelde oude dakpannen of houtblokken aangetroffen.
Rups: mei-juni. De jonge rups foerageert op de knoppen en de bloemen van de waardplant; oudere rupsen eten ook van de bladeren. De soort overwintert als vlinder.
Schwarzgefleckte Wintereule
l'Isolée , la Noctuelle silène , l'Orrhodie grise
Conistra vaupunctatum, Orrhodia vaupunctatum, Dasycampa vaupunctatum, Dasycampa vau-punctatum, Conistra vau-punctatum, Orrhodia silene, Cerastis silene, Orrhodia vau-punctatum
De winteruilen overwinteren als vlinder.
In de ringvlek en de niervlek zitten scherp afgebakende zwarte vlekken; kenmerkend voor deze soort.
Conistra: konistra is een plaats met veel stof, een arena. Dit wijst op de spikkels op de vleugels, vooral bij C. rubiginea.
rubiginosa: robigo, rubigo is de kleur van roest, naar de grondkleur van de voorvleugels.
(Scopoli, 1763)
Voorvleugellengte: 15-16 mm. De voorvleugel van deze uil heeft een gelijkmatige grijsachtig bruine grondkleur. Kenmerkend zijn de aan de binnenzijde gedeeltelijk zwart gevulde ringvlek en de grotendeels zwart gevulde niervlek. Het zwarte deel in de niervlek wordt doorsneden door de licht gekleurde aders en lijkt daardoor enigszins op een pootafdruk.
Zie de nunvlinder (Orthosia gothica).
Roodkopwinteruil (Conistra erythrocephala) en bosbesuil (Conistra vacinnii).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Een soort die in de twintigste eeuw vrijwel uitsluitend voorkwam in het zuidoosten van het land, maar zich de laatste jaren sterk heeft uitgebreid en thans in vrijwel het hele land wordt waargenomen. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land en lokaal soms talrijk. Sterk toegenomen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Zuid- en Midden-Europa. Noordelijk tot de Noordzee, Zuid-Noorwegen, Zuid-Zweden, Zuid-Finland, Litouwen en Letland. Naar het oosten tot Oekraïne en Turkije (oude opgaven uit Libanon betreffen C. kasyi (boursin, 1963).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, bospaden, open plekken in het bos, houtwallen, verwilderde tuinen en boomgaarden; ook stedelijk gebied.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting