Begin mei-begin augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: september-maart. De soort overwintert als volgroeide rups in de strooisellaag of op een andere beschutte plaats. De verpopping vindt plaats in de strooisellaag of in een dode holle plantenstengel.
Small Clouded Brindle
Glanzgras-Grasbüscheleule
la Noctuelle de l'alpiste
Luperina unanimis, Hadena unanimis, Parastichtis unanimis
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Rietgras is een belangrijke waardplant van deze soort.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
unanimis: unanimus is het eens zijn, dezelfde mening hebben, harmonieus. Dit is ook weer zo'n probleemnaam zonder bevredigende verklaring. Velen gaven hun mening, maar steekhoudend is er geen.
(Hübner, 1813)
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Deze Apamea-soort is te herkennen aan de geringe grootte en de altijd duidelijk afstekende witte rand aan de holle achterzijde van de niervlek. De voorvleugel heeft een lichte tot donkere, roodachtig bruine of olijfbruine kleur en een variabel, soms ruw aandoend gemarmerd uiterlijk. Naast exemplaren met een gelijkmatig getekende voorvleugel zijn er vlinders waarbij de ringvlek en de niervlek, het wortelveld en de brede bandvormige binnenste zone van het zoomveld duidelijk afsteken tegen de donkerdere ondergrond. In het wortelveld liggen twee zwarte strepen: één in het midden en één bij de binnenrand van de vleugel. De streep in het midden vormt samen met de zwartachtige zijkant van de schouder een opvallende, forse zwarte veeg. Op de achtervleugel is een duidelijke halvemaanvormige vlek aanwezig, die bij andere Apamea-soorten ontbreekt.
De halmrupsvlinder (Mesapamea secalis) en het weidehalmuiltje (M. secalella), die beide buitengewoon variabel zijn, hebben een minder spits toelopende voorvleugel en missen de forse zwarte streep in het midden van het wortelveld; bovendien is de halvemaanvormige vlek op de achtervleugel, die het beste zichtbaar is aan de onderzijde, kleiner en smaller. Zie ook de tweekleurige grasuil (A. illyria).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Apamea unanimis en A. illyria en de beide Mesapamea-soorten.
Pijpenstro-uil (Apamea aquila),variabale grasuil (Apamea crenata), grauwe grasuil (Apamea remissa), veldgrasuil (Apamea anceps), kweekgrasuil (Apamea sordens), bonte grasuil (Cerapteryx graminis), donkere grasuil (Tholera cespitis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen en wijdverbreid in Vlaanderen; zeldzaam en lokaal in Wallonië.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa en Azië tot de Amoer. In Europa noordelijk tot Schotland, Zuid-Noorwegen en Midden-Finland. Zuidelijk tot Zuid-Frankrijk, Noord-Italië, Roemenië en Bulgarije. Opgaven uit nog zuidelijker gebieden (Spanje, Sardinië, Midden-Italië) dienen nader onderzocht te worden.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerassen, oevers van meren en vijvers, vochtige graslanden en vochtige open bossen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting