Half juli-eind september in één generatie. De vlinders vliegen vlak boven de waardplant en rusten aan de onderkant van de grote bladeren. Ze komen op licht, maar worden zelden ver van de waardplant aangetroffen.
Rups: april-juli. De rups leeft eerst in de stengel van de waardplant en daarna ook in de wortels. De verpopping vindt plaats in de grond tussen de wortels of daar dichtbij. De soort overwintert als ei op de overblijfselen van de waardplant.
Butterbur
Pestwurzeleule
la Noctuelle du grand-taconnet
boteruil
Hydroecia petasitis
De rupsen van veel uiltjes dringen door in de stengel van planten; ze eten en groeien daar.
De rups van deze petasitis leef in groot hoefblad. Zie ook 'Toelichting wetenschappelijke naam'.
Hydraecia: hudor is water en oikeo is verblijven, naar de voorkeur voor een vochtig milieu. Later veranderde Guenée (1852) de spelling naar Hydraecia.
petasitis: Petasitis hybridus is groot hoefblad, de waardplant van deze soort.
Doubleday, 1847
Voorvleugellengte: 19-23 mm. De dofbruine voorvleugel van deze uil heeft een scherpe hoekige vleugelpunt. De tekening komt globaal overeen met die van de aardappelstengelboorder (H. micacea), maar de centrale dwarslijnen steken minder duidelijk af. De buitenste dwarslijn loopt vanaf de binnenrand van de vleugel in een grotendeels rechte lijn schuin naar de voorrand en buigt vlak daarvoor via een geleidelijk bocht terug in de richting van de vleugelwortel. De donkere wigvormige vlek langs de voorrand van het zoomveld lijkt ruwweg in het verlengde te liggen van het rechte deel van de buitenste dwarslijn. Het middenveld is voor het grootste deel donkerder van kleur dan de rest van de vleugel. In de onregelmatige golflijn, die de donkere achterrand van het lichtere deel van de vleugelzoom afgrenst, is halverwege een W zichtbaar. Het gedrag van deze uil wordt wel met dat van een muis geassocieerd; de manier waarop de vlinder bij verstoring snel wegrent om dekking te zoeken doet daar soms aan denken.
Zie de aardappelstengelboorder (H. micacea).
Zeldzaam. Komt lokaal voor ten zuiden van de lijn Alkmaar-Nijmegen; slechts enkele waarnemingen daarbuiten. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam. Recent slechts van één vindplaats bij Antwerpen bekend. Kwam vroeger ook voor in Oost-Vlaanderen en het zuiden van het land, maar daar recent niet meer waargenomen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
In Europa vooral in de centrale landen. Naar het noorden tot Noord-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden, Zuid-Finland en Estland. Naar het zuiden zeer lokaal verspreid tot Zuid-Engeland, België, Noord- en Oost-Frankrijk, Midden- en Zuid-Italië, Montenegro en Bulgarije. Naar het oosten alleen bekend van de Zwarte Zeekust, van Kaukasus, van Altaj en van de Koerilen.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Rivieroevers, slootkanten, wegbermen, natte graslanden en moerassen.
Groot hoefblad; zowel in open situaties als in de schaduw van bomen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting