Eind juli-eind november in één generatie. De vlinders vliegen kort rond de schemering en later in de nacht opnieuw. Ze komen op licht en vooral het vrouwtje zwerft soms ver weg van het leefgebied. De vlinders bezoeken bloemen en komen soms op smeer.
Rups: april-juli. De rups leeft onder in de stengel en in de wortelstok van de waardplant; de verpopping vindt plaats tussen de wortels. De soort overwintert als ei.
Large Wainscot
Schilfrohr-Wurzeleule
la Noctuelle du roseau
rietwortelstokboorder
Calamia lutosa, Phragmitiphila lutosa, Leucania bathyerga
De rupsen van de rietboorders leven in rietstengels.
Deze vlinder vliegt in de herfst (vooral oktober).
Rhizedra: rhiza is een wortel en hedra is zetel, een woonplaats, naar de leefwijze van de rups: wonen en eten in de wortelstokken van zijn waardplant.
lutosa: lutosus is modderig. Waarschijnlijk naar de vochtige omgeving van deze soort. Mogelijk slaat dit echter op de vlekken, soms aanwezig op voor- en achtervleugel. Lutosus kan ook een vorm zijn van luteus is geel, maar het is niet zo waarschijnlijk dat de kunstenaar Hübner de kleur van deze vlinder met geel zou aanduiden.
(Hübner, 1803)
Voorvleugellengte: 16-23 mm. Deze uil is buitengewoon variabel in grootte, maar is meestal vrij fors. De smalle, spits toelopende voorvleugel heeft een doorgaans scherpe, soms iets naar achter buigende vleugelpunt. De grondkleur van de voorvleugel varieert van strokleurig grijs of licht grijsachtig bruin tot licht roodachtig bruin en op de vleugel is vaak een grijs- of zwartachtige bestuiving aanwezig. Op de voorvleugel is een lichte adering zichtbaar en een kleine donkere kern van de overigens niet of nauwelijks zichtbare niervlek. De buitenste dwarslijn is slechts zichtbaar als een rij donkere stippen. De achtervleugel is witachtig en meestal fijn bestoven met grijs (soms is er een dichtere bestuiving aanwezig); midden over de achtervleugel loopt een uit donkere stipjes bestaande dwarslijn. Op het borststuk is vaak een fijne, kamachtige middennaad aanwezig.
Tot 38 mm; plomp, zacht en geplooid; lichaam bleek rozeachtig bruin met een diffuse, grijsachtige middenstreep over de rug; spiracula zwart; nek- en anaalschild op resp. segment één en dertien roodachtig bruin; kop glimmend, helder roodachtig bruin.
De moeraszeggeboorder (Sedina buettneri) is kleiner en heeft een spitser toelopende voorvleugel en de voorvleugel is bezet met verspreide zwarte spikkels. De achtervleugel is bij deze soort donker bruinachtig grijs met lichte strepen en een lichte zoom. De moerasplantenboorder (Globia algae) heeft een effen grijze achtervleugel met een donkere centrale dwarslijn die goed zichtbaar is aan de onderzijde van de vleugel. Op de voorvleugel is een duidelijke donkere niervlekkern aanwezig. Zie ook de lisdoddeboorder (Nonagria typhae) en de oostelijke uil (Fabula zollikoferi).
Zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula), vale duinrietboorder (Photedes extrema), bochtige smele-uil (Photedes minima), zandhaverboorder (Longalatedes elymi), gele duinrietboorder (Photedes fluxa), zeggeboorder (Denticucullus pygmina) en russenuil (Coenobia rufa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor; de meeste waarnemingen komen uit het westen en noorden van het land. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa, dwars door Noord-Azië tot de Koerilen en Japan. In Europa vooral in het noordelijke laagland, naar het zuiden lokaler. Noordelijk tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Midden-Finland. Naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Sardinië, Midden- en Zuid-Italië, Griekenland en Turkije. De enige vlinder op IJsland moet een zwerver zijn of zijn geïmporteerd. Sinds kort wordt lutosa ook aan de Amerikaanse oostkust gevonden, waarschijnlijk geïmporteerd (McCabe & Schweitzer 1991).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Rietlanden en slootkanten.
Riet.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting