Juni-augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot in oktober. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juli-mei. In Nederland is de rups van deze soort nog niet met zekerheid in de vrije natuur vastgesteld; het is wel gelukt om te kweken met gevangen vlindervrouwtjes. De soort overwintert als rups en produceert in gevangenschap vaak een tweede generatie. De verpopping vindt plaats tegen de stengel van de waardplant.
White-line Snout
Breitflügel-Motteneule
l'Hypénode de la callune
Hypenopsis taenialis, Hypenodes taenialis, Hypenodes albistrigatis
De micro-uilen zijn klein en worden vaak aangezien voor microvlinders. Deze gelijnde micro-uil is er daar één van.
Een kronkellijn loopt dwars over de voorvleugels.
Schrankia: schrankia is een eerbetoon aan F. von P. von Schrank (1747 - 1835), een Duitse entomoloog. Hij was profesor in de Theologie en later in de Botanie te Ingolstadt in Bavaria en hij was de schrijver van Fauna boica, een van de belangwekkendste geschriften uit de geschiedenis van de taxonomie.
taenialis: taenia is een band, naar de postmediane band die duidelijk aanwezig is en afgezet met witte lijnen.
(Hübner, 1809)
Voorvleugellengte: 9-11 mm. Deze lichtbruine snuituil kan vanwege de kleine afmetingen gemakkelijk worden aangezien voor een microvlinder. Opvallend is de zwarte buitenste dwarslijn die aan de buitenzijde afgezet is met een witte zone, die vooral bij de binnenrand goed opvalt. De middenvlek is zichtbaar als een kleine donkere vlek; heel soms loopt er vanuit de niervlek een korte streep in de richting van de achterrand, maar deze reikt vrijwel nooit tot aan de buitenste dwarslijn. De binnenste dwarslijn is getand en de golflijn in het zoomveld is lichtgekleurd. Er is weinig variatie. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.
Zie de gepijlde micro-uil (S. costaestrigalis) en de moeras-micro-uil (Hypenodes humidalis).
Zeer zeldzaam. Een soort die slechts heel af en toe verspreid over het land wordt waargenomen. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Recent enkele waarnemingen uit de Vlaamse Ardennen, Vlaams-Brabant en Limburg. Algemener in Wallonië, met verspreide vindplaatsen in Namen en Luxemburg.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Zeer verstrooid voorkomend van de Pyreneeën in het westen tot de Kaukasus in het oosten. Komt ook voor in Korea en Japan. Geïsoleerd voorkomen op de Canarische eilanden en op Sicilië. Verder schijnt de zuidgrens gevormd te worden door de pyreneeén en de Alpen (al moet gezegd dat de kennis hiervan nog lang niet toereikend is) en verder naar Zuid-Hongarije en Zuid-Bulgarije. Naar het noorden tot Oost-Engeland, Zuid-Scandinavië en Litouwen.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral heiden en vochtige loofbossen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting