Eind mei-begin oktober in twee generaties; de tweede generatie is partieel. De vlinders vliegen aan het eind van de middag en in de schemering en zijn soms in zwermen aan te treffen. Ze komen zowel op licht als op smeer.
Rups: juli-mei. In Nederland is de rups van deze soort nog niet met zekerheid in de vrije natuur vastgesteld; het is wel gelukt om te kweken met gevangen vlindervrouwtjes. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats tegen de stengel van de waardplant.
Marsh Oblique-barred
Moor-Motteneule
l'Hypénode des tourbières
Schrankia humidalis, Hypenodes turfosalis, Tholomiges turfosalis
De micro-uilen zijn klein en worden vaak aangezien voor microvlinders. Deze moeras-micro-uil is er daar één van.
Deze soort voelt zich thuis in moerassen en vochtige gebieden.
Hypenodes: het genus Hypena en eidos, od- is de vorm. Gelijkend op Hypena dus.
humidalis: humidus is vocht; verwijzend naar de habitat: zure heiden en mossen.
Doubleday, 1850
Voorvleugellengte: 6-8 mm. Deze snuituil kan vanwege de kleine afmetingen en de slanke bouw gemakkelijk worden aangezien voor een microvlinder. Kenmerkend is het patroon van de diagonale donkere dwarslijnen, waarvan de buitenste eindigt in de vleugelpunt. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.
De gelijnde micro-uil (Schrankia taenialis) en de gepijlde micro-uil (Schrankia costaestrigalis) zijn iets groter en missen de duidelijke, tot in de vleugelpunt lopende golflijn. Zie ook het klein purperuiltje (Eublemma parva).
Vrij algemeen. Een soort die zeer verspreid en lokaal op de zandgronden in het binnenland voorkomt; daarbuiten ook af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen maar toegenomen. Beperkt tot de Antwerpse en Limburgse Kempen en enkele locaties in Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen; lokaal in hoge aantallen. In Wallonië zeer zeldzaam, met enkele vindplaatsen in Namen en Luxemburg.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
De noordgrens loopt van Midden-Engeland via Lapland tot de Oeral. Naar het oosten tot het Amoergebied. In Europa naar het zuiden tot Zuid-Frankrijk, de noordrand van de Alpen, Zuid-Hongarije, de Karpaten en de Donaudelta. Oudere opgaven uit Noord-Amerika betreffen een andere soort (H. palustris, Ferguson, 1954).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Heiden, moerassen en vochtige graslanden.
Diverse grassen, waaronder pijpenstrootje en zeggensoorten; ook struikhei. Deze waardplanten zijn gebaseerd op de bij 'Levenscyclus' genoemde kweekervaringen met gevangen vlindervrouwtjes. In Finland ook wateraardbei.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting