Begin mei-eind september in twee, meestal drie generaties. De vlinders komen op licht en worden overdag vaak opgejaagd uit lage vegetatie.
Rups: het hele jaar waar te nemen. De rups overwintert en verpopt zich in het voorjaar in de strooisellaag.
Blood-vein
Ampferspanner
la Timandre aimée , le Talisman , l'Anguleuse
Timandra comai, Timandra griseata, Timandra amata
Linnaeus heeft aan deze spanner de soortnaam amata (= lieveling) toegekend. Lieveling is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Timandra: Timandra is de dochter van Tyndareus en Leda en de zus van Clytemnestra.
Schmidt, 1931
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Gemakkelijk te herkennen aan de rozerode of roodachtig bruine diagonale lijn die vanuit de vleugelpunt schuin over de voorvleugel naar de binnenrand loopt en doorloopt over de achtervleugel. Ook de helder rozerode achterrand van de vleugels is kenmerkend. De grondkleur van de vleugels is roomkleurig bruin met een variabele zeer fijne donkere spikkeling. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt. De rozerode tinten kunnen in de loop van de vliegtijd verbleken waardoor het bruin gaat overheersen; de tekening varieert weinig. Zeer zelden worden donkerbruine of purperachtig zwarte exemplaren waargenomen. Exemplaren van de eerste generatie zijn groter dan die van de tweede generatie; vlinders van de derde generatie zijn witter met een grovere spikkeling.
Tot 23 mm; lichaam roodachtig bruin tot grijs met een donkere, chevron-achtige tekening over de rug; lichaam achter de kop gezwollen, waardoor in rust een 'cobra-achtig' uiterlijk ontstaat; kop bruin.
Bij de ligusterstipspanner (Scopula imitaria) loopt de middenlijn niet naar de vleugelpunt, maar naar de voorrand.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen beide soorten.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Zeer algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noord-Afrika, het Iberisch Schiereiland, de Middellandse Zee, Italië, de Balkan, Klein-Azië en Toerkmenistan. Naar het noorden West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden, Scandinavië, de Baltische landen tot Rusland. Verder naar het oosten tot Japan; daar gemengd met de soorten T. recompta (Prout, 1930) en T. paralias (Prout, 1954) (Kaila & Albrecht 1994).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei vochtige plaatsen met weelderige kruidenrijke vegetaties zoals struwelen langs sloten, brede bospaden, natte weilanden en tuinen.
Zuring, duizendknoop en varkensgras.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting